16. ZYKLON-B: NORMAAL ONTSMETTINGSMIDDEL
Tot tientallen jaren na de oorlog was het noemen van de naam "Zyklon-B" voldoende om het grote publiek de rillingen over het lijf te jagen. Zyklon-B was toch dat speciale dodelijke gas dat de Duitsers in de "gaskamers" gebruikten? Speciaal ontwikkeld om miljoenen Joden mee te vergassen?
Pas veel later kwam de werkelijkheid over dit product aan het licht. Het was helemaal niet ontwikkeld om mensen mee te "vergassen". Het was een veelgebruikt ongediertebestrijdingsmiddel dat al vanaf 1922 in grote hoeveelheden werd geproduceerd door Degesch GmbH, (Deutsche Gesellschaft für Schädlingsbekämpfung, Duitse Maatschappij voor Ongediertebestrijding) een onderdeel van IG Farben. Het product bestond uit gipskorrels geïmpregneerd met hydrocyanide (HCN, blauwzuur; vandaar de 'B' in de naam). Het was verpakt in bussen van verschillende inhoud met op de etiketten in grote letters de naam van het product en de leverancier Degesch. Het werd geproduceerd om mensenlevens te sparen. Een zegen voor die tijd.
Zyklon-B werd in het DDT-loze tijdperk bij tienduizenden tonnen
geproduceerd en onder meer geëxporteerd naar Zwitserland,
Noorwegen en Finland waar het werd gebruikt als ontluizingsmiddel
en ongediertebestrijding: vlooien, wandluizen, teken, kakkerlakken,
houtwormen, termieten, ratten, enz. Het was zeer efficiënt
omdat het niet alleen luizen e.d doodde, maar ook de eieren, larven
en cocons en het drong door op de meest moeilijke plaatsen, naden,
kieren, zomen, enz.
Grootafnemers waren de Duitse overheid (scholen, gebouwen, kazernes),
scheepvaart (binnenvaart en zeeschepen), spoorwegen (treinstellen,
trams en bussen), bedrijven (opslagplaatsen, silo's), de landbouw,
enz.
Op plaatsen waar veel mensen bijeen kwamen, concentratiekampen
en in het leger, werd het hoofdzakelijk gebruikt tegen kledingluis,
de overbrenger van de besmettelijke en dodelijke ziekte tyfus.
Luizen waren een gevaar overal waar veel mensen bijeen
leefden. De kledingluis nestelde zich in kleding, matrassen, dekens,
enz. Ze gedijden onder slechte hygiënische omstandigheden
in koudere gebieden. In Oost-Polen, Wit Rusland en Oekraïne
was tyfus endemisch. In de Duitse kampen, waar tienduizenden mensen
uit alle delen van Europa bijeen waren, was het gevaar voor epidemieën
dan ook groot.
Tyfus door luizen veroorzaakt, eiste in de tijd dat er nog geen
penicilline bestond in korte tijd enorme aantallen doden. Hans
Zinsser, een Amerikaans medisch-historicus schreef over tyfusepidemieën
in Oost-Europa: "Tussen 1917 en 1923 kwamen dertig miljoen
gevallen van tyfus voor, met alleen in Europees Rusland al drie
miljoen doden".
Zyklon-B werd dan ook niet ontwikkeld voor het uitroeien van mensen, het werd ontwikkeld om mensenlevens te redden.
Na de bevrijding in Duitse kampen gevonden bestelformulieren voor Zyklon-B zijn dan ook niet, zoals de holocaustpropaganda triomfantelijk beweert het "bewijs" dat er mensen mee werden "vergast". Officiële holocausthistorici hebben vastgesteld dat zeker 96% van alle Zyklon-B in Auschwitz is gebruikt voor ontsmetting. Wij moeten geloven dat met de overige, niet getraceerde 4%, miljoenen mensen zijn "vergast".
Maar was Zyklon-B eigenlijk wel geschikt om mensen mee te "vergassen"?
17. ZYKLON-B: EEN ABSURD GASKAMERGIF
Zyklon-B bestond uit gipskorrels geïmpregneerd met hydrocyanide
(HCN ofwel blauwzuur). Blauwzuur is een kleurloze, uiterst giftige
en licht ontvlambare vloeistof, die bij een omgevingstemperatuur
hoger dan 25,7°C langzaam uitwasemt. De damp (gas) is persistent
(hardnekkig), hecht zich gemakkelijk aan oppervlakken en is in
grotere concentraties explosief. Het is dodelijk bij inademing
of huidcontact. Zonder luchtcirculatie en toevoer van warme lucht
verdampt het traag en verspreidt het zich nauwelijks.
Degesch leverde ook de noodzakelijke apparatuur voor ontluizingsruimten
voor kleding enz.(Gaskammern) bestaande uit een gecombineerd
verwarmings- en circulatiesysteem. Degesch heeft duizenden van
die systemen geproduceerd en geleverd, inclusief know-how. (Zo'n
systeem, of iets wat daarop lijkt, is overigens nooit bij
of in een van de zgn. homocidegaskamers aangetroffen, net zo min
als de daarvoor benodigde gaten en leidingen in muren en plafonds,
of sporen daarvan.)
Volgens de gebruiksinstructie voor Zyklon-B mocht een met dat product behandelde ruimte pas na 20 uur intensief ontluchten worden betreden. Eerder binnengaan zonder gasmasker en beschermende kleding was gelijk aan zelfmoord.
Over de veronderstelde werking van Zyklon-B in "gaskamers":
De Zyklon-B korrels werden volgens de JHV o.m. door gaten in het plafond van de "gaskamers" (die overigens nooit zijn aangetroffen!) naar beneden gegooid en kwamen dan op de betonnen vloer terecht.
Verdamping van blauwzuur uit de gipskorrels vindt plaats
bij temperaturen boven 25,7 ºC.
De belangrijkste "gaskamers" (Krema's II en III) waren
voor tweederde ondergronds en niet verwarmd (het waren lijkenkelders!),
koud en vochtig.
Verdamping van het blauwzuurgas uit de korrels geschiedt onder die omstandigheden extra traag. Voorzieningen die de verdamping konden versnellen zijn nooit in of aan "gaskamers" aangetroffen noch in getuigenissen genoemd.
De koude en vochtige omstandigheden bemoeilijkten de verdamping nog verder, om niet te zeggen maakten dat practisch helemaal onmogelijk. Immers, bij toenemende Relatieve Vochtigheid vertraagt de verdamping en bij 100% RV (dauwpunt) vindt helemaal geen verdamping meer plaats.
Indien niettemin van enige verdamping sprake was, circuleerde het gas niet door de ruimte. In de (volgens getuigen) overvolle ruimten zou het blauwzuurgas vanaf de vloer nauwelijks kunnen circuleren en is dan vrijwel onwerkzaam.
De 'gaskamers' van crematoria I, II en III, waar de meeste Zyklon-B vergassingen zou hebben plaatsgevonden hadden geen mogelijkheid Zyklon-B toe te voeren, te verwarmen, het gas te laten verdampen en/of te laten circuleren. Circulatie is bepalend voor de werking van Zyklon-B; 'geen circulatie, geen vergassingen'.
Na de veronderstelde vergassingen - ca. 1.500 mensen per keer - onstaat een volgend probleem: hoe zonder ventilatiesysteem een zeer giftig gas af te voeren? Behalve in de Krema's II en III, die een minimale vorm van ventilatie hadden, bezaten de twee andere "gaskamers" helemaal geen mechanische ventilatie. De enige oplossing was deuren en ramen tenminste 20 uur lang open te zetten. Maar daar was geen tijd voor, want volgens de JHV werden er dagelijks 10-12.000 Joden "vergast".
Sommige getuigen vertelden dat de lijken 'sofort' door een
Sonderkommando met gasmaskers uit de "gaskamers"
werden verwijderd. Dat lijkt problematisch want er waren destijds
geen gasmaskerfilters die langer dan 5 minuten bescherming
konden bieden tegen blauwzuurgas. Anderen vertelden dat het Sonderkommando
tien minuten na de "vergassing" zonder maskers etend
en rokend haar werk deed en dat was dus nog problematischer.
Als het Sonderkommando daarbij in leven zou zijn gebleven,
zouden zij alsnog zijn gestorven zodra het op vloeren, muren en
lijken gecondenseerde blauwzuur hun onbeschermde bezwete huid
was binnengedrongen....
"Vergassing" onder deze door "getuigen" gemelde omstandigheden zou alleen mogelijk zijn geweest indien onwaarschijnlijk grote hoeveelheden Zyklon-B zouden zijn gebruikt. Dat zou weer enorme gevaren voor het personeel in de rest van het gebouw hebben opgeleverd alsmede de kans op explosies extreem hebben vergroot.
Als we de JHV mogen geloven deden de Duitsers bovenmenselijke inspanningen om hun veronderstelde miljoenenmoord "geheim" te houden. Waarom dan Zyklon-B gebruikt, dat zoals bekend eeuwenlang sporen van Pruisisch blauw achterlaat?
Waarom dit insecticide in plaats van een gas zonder al deze nadelen?
Uit een oogpunt van massavernietiging was Zyklon-B een volstrekt absurd middel.
Het gebruik ervan had de volgende ernstige nadelen, stuk voor
stuk vermijdbaar als men een ander gas zou hebben gebruikt:
· Relatief lange verdampingstijd
· Relatief lange tijd voordat de dood intreedt
· Bewuste en pijnlijke dood voor slachtoffers
· Uiterste giftigheid voor gaskamerpersoneel
· Dodelijk bij huidcontact
· Gespecialiseerd goed opgeleid personeel nodig
· Bij bepaalde omstandigheden explosief
· Uiterst giftige lijken, dodelijk bij aanraken
· Uiterst giftige ruimten na afloop
· Condens op muren gevaarlijk en moeilijk verwijderbaar
· Vergt intensieve schoonmaak van de ruimten
· Extreem lange ventilatietijden nodig
· Lastig in de ruimten te brengen
· Gebruikte korrels lastig op te ruimen
· Duur
· Product moest speciaal besteld worden
· Bestel-, opslag- en transportprocedures nodig
· Daardoor niet verborgen te houden
· Laat eeuwig sporen van Pruisisch blauw na
Waarom zouden de nazi's zich al deze problemen op de hals hebben gehaald als er onbeperkt een spotgoedkoop "gas" voorhanden was dat geen van deze nadelen had?
Zo'n gas was bijvoorbeeld koolmonoxide.
Koolmonoxide doodt snel en pijnloos, laat geen giftige of andere sporen na en is voor de uitvoerders ongevaarlijk. Bij langdurige inademing is 0,1% koolmonoxide in de lucht reeds dodelijk. Het uitlaatgas van een eenvoudige stationair draaiende benzinemotor bevat 4-8% koolmonoxide, ruim voldoende om een flinke kamer met mensen in 20-25 minuten te doden.
Bij gebrek aan fossiele brandstof gebruikten de Duitsers in
de oorlog op hun vrachtwagens zgn. houtgasgeneratoren.
Dat waren beperkte en eenvoudige installaties, op honderdduizenden
Duitse vrachtwagens gemonteerd. Ze werden gestookt met hout, papier
en ander afval. De generator produceerde zgn. generatorgas waarop
de vrachtwagenmotor uitstekend liep.
Dat generatorgas bevatte maar liefst 18-35% koolmonoxide. Bij
inademing ervan trad de dood binnen 5 á 10 minuten in;
daarvoor werden alle chauffeurs gewaarschuwd.
Generatorgas was behalve goedkoop (opgewekt met water, afval,
hout, papier, enz.) overal en onder alle omstandigheden beschikbaar.
Het hoefde niet gefabriceerd, opgeslagen of getransporteerd te
worden. Bestellen was niet nodig en het liet nergens enig spoor
na, noch documentair noch materieel. Het liet geen giftige restanten
achter, vereiste geen reiniging van executieruimten, geen specifieke
kennis, kortom, een ideaal en in onbeperkte hoeveelheden beschikbaar
dodelijk gas, zonder alle genoemde nadelen van het onzinnige Zyklon-B
insecticide.
Het lijkt erop dat de aanwezigheid van Zyklon-B met de reputatie van hoge giftigheid in de Duitse kampen na de oorlog de fantasie van gruwelauteurs op hol heeft doen slaan en dit de werkelijke reden is waarom dit insecticide tot het beruchtste "gas" voor "massavergassingen" kon worden.
Een andere reden is namelijk niet te verzinnen.
"Vergassingen" met Dieseluitlaatgas
Men zou het bijna over het hoofd zien, maar volgens de JHV
is het grootste deel van de Joden niet "vergast" met
Zyklon-B, maar met dieseluitlaatgas.
Volgens de Holocaust Memorial Museum site zijn daarmee in de kampen
Belzec, Chelmno, Sobibor en Treblinka, 1,7 miljoen mensen
om het leven gebracht.
Het verhaal wordt eentonig, maar ook daarvoor zijn geen bewijzen en de verklaringen van getuigen die als bewijs worden aangevoerd blinken uit in tegenstrijdigheden en natuurwetenschappelijke ficties.
Volgens belangrijke getuigen van de JHV werden bij "vergassingen"
in die kampen motoren van buitgemaakte Russische tanks gebruikt
en dat waren uitsluitend Dieselmotoren.
Dat zadelt ons echter op met een levensgroot probleem: met
uitlaatgassen van Dieselmotoren kunnen onmogelijk mensen
worden 'vergast'.
Uitlaatgassen van Dieselmotoren stinken weliswaar om van te
stikken, maar ze bevatten een hoog percentage zuurstof
en een uiterst laag percentage koolmonoxide. Te laag om mensen
mee te doden.
Integendeel, als men veel mensen in een afgesloten ruimte samenbrengt
is de lucht in ca. 10 minuten tweemaal in- en uitgeademd. Voert
men dan Dieseluitlaatgas toe, dan daalt het zuurstof-gehalte niet,
maar het zuurstofgehalte stijgt! Dieseluitlaatgas vertraagt
het 'verstikkingsproces'. Kijkt u maar: lucht bestaat uit 79%
stikstof en 21% zuurstof. Dieseluitlaatgas bestaat uit bijna 75%
stikstof, 18% zuurstof (plus 3,5% CO2, 0,1% NOx, 3,5% H2O en 0,1%
CO). Het zuurstofgehalte in dieseluitlaatgas is daarmee groter
dan van uitgeademde lucht, waarvan wij weten (bijv. van mond-op-mondbeademing)
dat dit mensen in leven houdt.
We gaan hier niet verder op in, maar neemt u gerust aan dat met Dieseluitlaatgas onmogelijk mensen kunnen worden "vergast".
Wie dit niet gelooft, daag ik uit mij 1 geval, één geval slechts te noemen waarbij iemand ergens in de wereld het leven liet tengevolge van inademing van Dieseluitlaatgas.
Niettemin zegt de JHV dat daarmee 1.700.000 Joden werden "vergast".....
18. DE VERVALSTE GASKAMER IN AUSCHWITZ
De aan media en toeristen getoonde "gaskamer" in
het hoofdkamp van Auschwitz was de lijkenopslagruimte van
het voormalige crematorium, in 1948 door de Polen omgebouwd tot
"gaskamer". Miljoenen nietsvermoedende mensen werden
in de loop der jaren door die ruimte gevoerd in de veronderstelling
een "gaskamer" te zien waarin tienduizenden Joden waren
"vergast".
Een beetje naïef overigens, want het gebouwtje ligt zichtbaar
ingeklemd tussen andere gebouwen, vlak naast bijvoorbeeld het
ziekenhuis.
Het Rudolf Report (gratis te downloaden op http://www.vho.org/) toont o.m. 3 plattegronden (Fig. 21, 22 en 23) van dat crematorium ("gaskamer") in drie stadia van haar bestaan: 1. Originele bouwtekening als crematorium; 2. De na ingebruikname van de grote crematoria in Birkenau door de Duitsers in 1944 tot schuilkelderruimte omgebouwde lijkenkelder ("gaskamer"); 3. De situatie na de Poolse verbouwing tot show"gaskamer".
Duidelijk waarneembaar is dat in de fasen 1 en 2 onder de Duitsers de situatie voor "vergassingen" ronduit absurd was. De toegang tot de "gaskamer" was alleen bereikbaar via de verbrandingsruimte van het crematorium! De 5 á 600 slachtoffers moesten dus de ovens en daar liggende lijken passeren om in de "gaskamer" te komen. Men kan zich voorstellen dat dit per definitie (ondanks de obligate "handdoek en stukje zeep") tot grote paniek zou hebben geleid.
Eric Conan, fervent JHV-aanhanger, schreef over deze "gaskamer"
in L'Express van 26 januari 1995 in het artikel La Mémoire
du Mal:
Toen in 1948 het Auschwitz Museum werd gebouwd, werd
Crematorium I in de veronderstelde originele staat gebracht. Alles
eraan is vals (Tout y est faux): de afmetingen, de plaats van
de deuren, de opening om Zyklon B in te gooien, de ovens (herbouwd
op aanwijzing van enkele overlevenden), de hoogte van de schoorsteen.
Aan het eind van de jaren zeventig wees Professor Robert Faurisson
al op deze falsificaties, toen de officials van het Museum nog
luidkeels de echtheid volhielden...
De voor echt versleten reconstructie heeft weinig met de toenmalige
werkelijkheid gemeen. Een nieuwbouwschoorsteen, op een verkeerde
plaats, niet in verbinding met de eveneens nep-ovens. Verwijderde
tussenmuren waardoor de zogenaamde gaskamer 5x zo groot werd.
Valse, vroeger niet bestaande ingang. Nooit aanwezig geweest zijnde
"inwerpgaten voor Zyklon-B", enz., enz.
De vervalsing is zo gênant dat zichzelf respecterende JHV-historici
als Poliakov, Wellers, Hilberg en Pressac geen foto's van deze
'gaskamer' meer in hun boeken afdrukken.
Onnodig te zeggen dat in nog bestaande gedeelten die tot de originele bouw behoorden (bepaalde wanden, vloeren, plafonds) geen sporen van cyanide werden gevonden...
De Franse jodin Olga Wormser-Migot schreef in 1968 een boek over Nationaal-socialistische concentratiekampen, dat als een standaardwerk wordt beschouwd. Daarin schrijft zij: Auschwitz I .. het modelkamp en tegelijkertijd het administratieve centrum, had geen gaskamer.
Op 8 januari 1979 schreef de toenmalige Duitse minister van Buitenlandse Zaken Hans Dietrich Genscher in antwoord op een brief van ene meneer Stuparek, die het bestaan van gaskamers in Auschwitz betwijfelde: Ook ik weet dat er in het Auschwitz hoofdkamp geen gaskamers waren.
Historicus David Irving tijdens een proces wegens smaad
tegen de zionistische haatpriesteres Deborah Lipstadt:
"We weten thans dat de gaskamer in Auschwitz die aan toeristen
wordt getoond een vervalsing is die drie jaar na de oorlog door
de Polen werd gebouwd, net zoals die welke de Amerikanen bouwden
in Dachau. Dit kan leiden tot gefronste wenkbrauwen in bepaalde
onderdelen van de gemeenschap en als hen dat kwetst dan verzeker
ik het Hof dat me dat spijt en dat mijn bedoeling niet is geweest.
Maar het feit blijft dat mijn opmerkingen juist zijn, zoals in
1995 door de Polen werd toegegeven."
19. DE VERVALSTE GASKAMER IN DACHAU
Ook de 'gaskamer' van een ander berucht nazikamp, Dachau, werd na de oorlog (1945-46) - ditmaal door de Amerikanen gebouwd. Dat ook de Amerikanen een 'gaskamer' voor propaganda lieten bouwen is het bewijs voor een vanaf het begin gevoerde en georchestreerde internationale demoniseringsstrategie.
De Amerikaanse legerkapitein Homer G. Richey was vier
weken na de oorlog in Dachau als staflid van Ambassadeur Robert
Murphy, politiek adviseur van Eisenhower. Ook hij verklaarde dat
daar geen gaskamer was.
"Wel kwam er een hogere autoriteit van het Amerikaanse
bezettingsleger, een militair of een burger, dat weet ik niet,
die verordonneerde dat er een gaskamer moest worden gebouwd, hetgeen
gebeurde.
Ook was ik enkele dagen na de bevrijding van Buchenwald op 11
april 1945 aanwezig. Ook daar was een crematorium, maar geen gaskamer."
Een ambtenaar van het US Ministerie van Defensie, S. Pinter,
zei over de claims van massavernietigingen in Duitse concentratiekampen
in een rapport:
Na de oorlog was ik 17 maanden in Dachau als US aanklager voor
oorlogsmisdaden; ik verklaar dat daar geen gaskamer was. Wat aan
bezoekers en toeristen werd getoond en foutief gaskamer werd genoemd
was een crematorium. Ook in de andere concentratiekampen
in Duitsland waren geen gaskamers. Ons werd gezegd dat er een
gaskamer in Auschwitz was, maar dat lag in de Russische bezettingszone;
dat konden we niet onderzoeken omdat de Russen dat niet toestonden.
Naar "gaskamers" in de Westelijke geallieerde sector
werd na de oorlog tenminste nog onderzoek gedaan. Hoewel veel
later openbaar gemaakt, werd al snel vastgesteld dat daar nergens
was "vergast". In de Russische sector was echter elk
onafhankelijk onderzoek verboden: is het toeval dat thans
wordt gezegd dat de zgn. "vernietigingskampen" allemaal
in Polen lagen?
Tot in de jaren negentig werd de 'gaskamer' van Dachau aan
media en toeristen getoond met de toevoeging dat "daarin
25.000 Joden zijn vergast". Tegenwoordig vertellen gidsen
dat de 'gaskamer' is nagebouwd om
Eeuwig te Gedenken en een indruk te geven hoe ze er zouden
hebben uitgezien als ze wel had bestaan(!)
Hoewel onomstotelijk vaststaat dat in Dachau nooit iemand is vergast,
zijn er niettemin 'ooggetuigen' die bij hoog en bij laag het tegendeel
beweerden. De joodse apotheker Philip Auerbach werd door de nazi's
tot langdurige gevangenisstraf veroordeeld. Hij werd naar Auschwitz
overgebracht en verbleef daar twee jaar. In die twee jaar heeft
hij in Auschwitz niets van vergassingen waargenomen, maar hij
getuigde wel dat 'in Dachau 238.000 Joden zijn vergast'! (Na de
oorlog werd hij staatssecretaris van Beieren en veroordeeld wegens
verduistering van geld dat hij loskreeg als schadevergoeding voor
niet bestaande Joden).
De waarheid over Dachau is dat daar in de vijf oorlogsjaren van 1940 t/m 1945 in totaal 27.839 gevangenen stierven. Meer dan tweederde van hen (19.296) stierven in de laatste 7 oorlogsmaanden tengevolge van epidemieën en de erbarmelijke omstandigheden die toen ontstonden. De volgende cijfers illustreren dat: In de maand januari 1944 stierven er 54 gevangenen; in februari 101; een jaar later, in januari 1945, waren dat er echter 2.888 en in februari 3.977! Deze verhoudingen zijn min of meer representatief voor de meeste Duitse kampen.
Op de holocaustpromotie site Holocaust History Project vindt men eveneens nog steeds "essays" met misleidende titels als The Dachau Gas Chambers. Wie denkt daarin iets te vinden over "gaskamers" komt bedrogen uit. Ondanks maar liefst 46 foto's met boven elk ervan in vette letters The Dachau Gas Chambers wordt (uiteraard) niet het minste bewijs voor een "gaskamer" in Dachau geleverd. Alleen bla,bla,bla. Dat spreekt natuurlijk vanzelf, want er waren nooit "gaskamers" in Dachau. Niettemin wordt voor de argeloze leek op listige wijze de leugenachtige suggestie gewekt dat "Dachau" en "gaskamers" iets met elkaar te maken hebben. Een voorbeeld van het grootschalige, nimmer tegengesproken, bedrog door de holocaustpromotie.
20. GEEN ORIGINELE GASKAMERS
Onder "originele" gaskamer wordt verstaan een ruimte
die qua ontwerp en inrichting geschikt is om op de veronderstelde
wijze mensen te "vergassen". Een ruimte dus waarvan
onafhankelijk expertise-onderzoek zou vaststellen: "Hierin
konden op de aangegeven wijze massaal mensen zijn vergast."
Sinds de oorlog kon in geen enkel geval zo'n ruimte worden
getoond.
Serieus onderzoek daarnaar werd door de verspreiders van de joodse
holocaust versie - ondanks aandrang van revisionistische zijde
- nooit uitgevoerd. "Argument" daarvoor: "Alles
is door de Duitsers verwoest en de holocaust is de waarheid, daarvoor
zijn geen onderzoeken of feiten nodig. Onderzoek is "antisemitisch".
Eerder zagen we dat de ruimten die in Auschwitz I en Dachau als "gaskamers" worden aangeduid, pas na de oorlog als zodanig werden ingericht. Ook de veronderstelde gaskamer van Birkenau kan in de getoonde staat onmogelijk als zodanig zijn gebruikt (geen inwerpgaten, geen luchtcirculatie, een houten deur met een raam, geen cyanidesporen, enz., enz.).
De historicus Jean-Claude Pressac - overtuigd van het bestaan
van gaskamers in Auschwitz - stelde onomwonden in zijn monumentale
boek Auschwitz: Technique and Operation of the Gas Chambers
dat er geen bewijzen of sporen van gaskamers in Auschwitz-Birkenau
zijn gevonden. Hij onderzocht zeven gebouwen op 'gaskamersporen'
en vond daarvan uiteindelijk niets.
Pressac tracht met zijn boek revisionistische kritiek te weerleggen
door 37 'criminele sporen' van vernietiging in Auschwitz op te
voeren die het bestaan "gaskamers" moeten bewijzen,
maar geeft eerlijk toe dat zijn "sporen" geen bewijzen
genoemd kunnen worden. Revisionistische weerleggingen rekenden
op overtuigende wijze met zijn betoog af (Enrique Aynat. Neither
Trace nor Proof: The seven Auschwitz "Gassing" sites).
21. GEEN HARDE FORENSISCHE OF DOCUMENTAIRE BEWIJZEN
De Joodse Holocaust Versie laat ons geloven dat alle concrete
sporen van de miljoenenmoord door de nazi's werden uitgewist.
Vrijwel niets concreets lieten de nazi's achter. Geen bevel van
Hitler of andere topnazi's voor de uitroeiing van de Joden, geen
gerichte documenten, geen Plan, Draaiboek of Budget, geen forensische
sporen van gaskamers en vergassingen. Geen demografische statistieken
die kunnen aantonen dat er na de oorlog zes miljoen Joden minder
op de wereld waren dan ervoor. Zelfs geen spoor van miljoenen
lijken.
Rekent u er maar gerust op dat als die harde bewijzen er wel
zouden zijn, dat van de daken zou worden geschreeuwd.
Een reden waarom er nooit forensisch onderzoek werd gedaan naar wat toch verondersteld wordt de grootste en meest criminele moordpartij uit de menselijke geschiedenis te zijn geweest lijkt eenvoudig te noemen: forensisch onderzoek en forensische feiten spreken het bestaan van 'gaskamers' voor massale 'vergassingen' tegen.
Leuchter was de eerste die serieus forensisch onderzoek deed
en de resultaten waren onthullend. Hij schreef in zijn tweede
Rapport:
"Bij geen van de onderzoeken in Polen, Duitsland en Oostenrijk
werden ooit apparatuur of constructiemiddelen typisch voor gaskamers
gevonden. Geen ventilatiepijpen van de vereiste hoogte, geen ventilatoren,
geen gasgeneratoren, geen invoerlucht-verwarming, geen speciale
verf of coatings op muren, plafonds, vloeren, geen veiligheidsvoorzieningen
voor bedieners en geen coherente ontwerpkenmerken voor de veronderstelde
gaskamers. Het is niet voor te stellen dat de Duitsers, die over
hoogwaardige technologie voor ontluizingkamers beschikten, deze
niet zouden hebben toegepast bij veronderstelde executiegaskamers."
Als er geen aantoonbare "gaskamers" zijn, geen gifsporen,
geen lijken, geen as- of botresten, geen andere forensische aanwijzingen,
geen harde documentaire bewijzen, geen systeem, wat is er dan
wel?
Het weinige waarover de holocaustlobby beschikt als het over
"gaskamers" gaat zijn indirecte getuigenverklaringen
en arbitraire documenten, door hen bestempeld als "bewijs".
In deze laatste categorie valt bijvoorbeeld een bestellijst voor
onderdelen voor de bouw van Krema III. Op dat bestelformulier
staan tussen allerhande andere onderdelen 14 douchekoppen en een
gasdichte deur. Die worden door mainstream-historici opgevoerd
als bewijs voor het bestaan van "gaskamers".
Nogal inconsequent, want men kan zich afvragen waarom de nazi's
die bestellijst (gedateerd 16 mei 1943, Nr. 28 941/43/Eg/Lm, Sondermassnahme(!)
voor Verbetering van de Hygiënische Inrichtingen in Auschwitz)
niet ook hebben vernietigd als dit een aanwijzing zou zijn voor
het bestaan van "gaskamers".
Het is niet onlogisch te veronderstellen dat die 14 douchekoppen
(geen "nep-douchekoppen") bestemd waren voor de doucheruimte
van het crematoriumpersoneel, dus helemaal niets crimineels.
De "gasdichte deur" is ook zo'n verhaal. Dit type deuren werd in heel Duitsland bij tienduizenden gebruikt in ruimten die in geval van nood dienst moesten doen als schuilkelder. Het betreffende type standaarddeur werd overal gebruikt, o.m. omdat het wettelijk verplicht was elk nieuw te bouwen gebouw met een als schuilkelder te gebruiken ruimte uit te rusten. Indien het bestellen van een 'gasdichte' deur in Auschwitz het bewijs is voor het bestaan van 'gaskamers' daar, dan waren er overal in Duitsland gaskamers...... Overigens, in werkelijkheid is zo'n type deur door leveringsproblemen of anderszins nooit in Auschwitz geplaatst: daar is nergens één deur van het type "gasdicht" aangetroffen.
De kelders in de crematoria II en III waren de enige (half)ondergrondse ruimten in Auschwitz, zodat de nevenfunctie schuilkelder voor de hand lag. Dat ze ook daadwerkelijk als zodanig zijn gebruikt blijkt uit de verklaring van een joodse overlevende. Die beschreef hoe zij met andere vrouwen bij een luchtaanval in een donkere kelder werden gebracht en daarin verbleven tot de luchtaanval voorbij was.
Door de onaangename afwezigheid van concrete bewijzen, wringen
establishment-historici zich in duizend bochten om de Joodse Holocaust
Versie te legitimeren. Een nieuwe holocaustcoryfee, professor
Robert Jan van Pelt, probeert in zijn wanhoop zelfs het gebrek
aan concreet bewijs weg te redeneren door te stellen dat "de
holocaust" overtuigend wordt bewezen door "convergentie
(= samenvallen) van feiten".
De revisionist professor Mark Weber toonde onmiddellijk de (on)wetenschappelijke
onzin daarvan aan: met "convergentie van feiten"
kan men ook "vergassingen" in Dachau "bewijzen";
immers, die "convergerende bewijzen" voor "vergassingen"
in Dachau (waar nooit is vergast) zijn overtuigender dan voor
Auschwitz! Maar, als men dan toch "convergentie" als
bewijsvorm accepteert, waarom niet deze: "Er is geen Führerbevel,
geen plan, geen document, geen moordwapen, geen forensische aanwijzingen,
geen stoffelijke resten, geen demografische gegevens voor grootschalige
systematische uitroeiing van Joden, dus heeft er nooit een holocaust
volgens de Joodse Holocaust Versie plaatsgevonden."
Met dit soort onwetenschappelijke onzin komen Van Pelt en consorten
dus niet weg.
22. GEEN BETROUWBARE GETUIGENISSEN VAN VERGASSINGEN
Er is onder de honderdduizenden overlevenden niet één
geweest die een gaskamer heeft gezien. Wel is er monumentaal over
gefantaseerd. Een beroemd voorbeeld is dat van Abbé
Pierre Jean-Paul Renard. Die zei na de bevrijding: "Ik
heb duizenden, nee tienduizenden onder de douche zien gaan, waarbij
geen water maar gifgas over hen uit werd gesproeid."
In werkelijkheid had deze Abbé niets gezien, want
in Buchenwald waar hij gevangen had gezeten bestonden nooit
gaskamers. Daarmee geconfronteerd zei hij in 1947: "Toegegeven,
het was een literaire vrijheid van spreken, maar omdat die dingen
toch ergens gebeurd zijn, maakt dat geen verschil."
Een andere Abbé-"ooggetuige" met een op hol geslagen fantasie, Georges Héncoque, voormalig kapelaan van de Militaire Academie Saint-Cyr, beschreef zijn bezoek aan dezelfde 'gaskamer' van Buchenwald:
"Ik voelde mij gerustgesteld, opende de ijzeren deur
en bevond mij in de beroemde gaskamer. De ruimte was ongeveer
vijf meter in het vierkant en tweeëneenhalve meter hoog.
Zeventien sproeikoppen waren op regelmatige afstanden aan het
plafond bevestigd. Niets onthulde iets van hun moorddadige functie.
Ze leken op onschuldige watersproeiers. De gevangenen in het crematorium
waarschuwden me: ironisch genoeg kregen alle slachtoffers bij
het binnengaan van de ruimte een handdoek en een miniscuul stukje
zeep. (Wie gaat er met een handdoek onder de douche!?) De
ongelukkigen geloofden dat zij onder de douche gingen. Toen werd
de zware ijzeren deur, afgezet met een rubberrand van een halve
centimeter dik om de toegang van het laatste restje lucht tegen
te gaan, achter hen gesloten.
Binnenin waren de wanden zacht, zonder spleten, als gevernist.
Aan de buitenkant zag men bij de deurpost vier onder elkaar geplaatste
buttons, rood, geel, groen en wit.
Ook een ander detail verontrustte mij: ik begreep niet hoe het
gas van de sproeikoppen op de vloer zou komen. De kamer was omgeven
door een corridor. Ik ging erin en zag een enorme pijp die ik
met beide armen niet kon omvatte, bekleed met een centimeter dikke
laag rubber.
Opzij ervan was een hendel die als ze van links naar rechts werd
bewogen het gas vrijmaakte. Onder hoge druk daalde het op de vloer
zodat geen van de slachtoffers kon ontsnappen aan wat de Duitsers
noemden "de langzame aangename dood."
Onder de plaats waar de pijp een elleboogvorm had en de gaskamer
binnenging, zaten dezelfde buttons als aan de buitendeur: rood,
groen, geel en wit, dienend om het indalen van het gas te meten.
Alles werkte perfect en was wetenschappelijk opgezet. De kwade
geest had het niet beter kunnen doen."
Zo zag de nooit bestaande "gaskamer" van Buchenwald er dus uit (let op de vele details). Het omwetende en eenzijdig geïnformeerde publiek heeft geen enkele reden om dit soort leugens niet te geloven, daarom droegen deze enorm bij aan de vorming van het bestaande beeld over "gaskamers" en "vergassingen".
In 1979 loofde het Institute for Historical Review (IHR), het Amerikaanse genootschap van revisionisten, een beloning van US $ 50.000 uit voor iedereen die kon bewijzen met eigen ogen een 'gaskamer' te hebben gezien. Uiteindelijk bleef er slechts één gegadigde over, Mel Mermelstein.
In de brief waarin hij aanspraak maakte op de beloning, schreef hij o.m.:
Ik zag dat mijn eigen moeder en twee zusters samen met anderen de tunnel in werden gevoerd naar hun laatste bestemming, Gaskamer nummer 5 in Birkenau. Ik herinner het me. Ik stond op een steenworp afstand van de gaskamers en de crematoria . . .
"Gaskamer 5" van Birkenau (in werkelijkheid Krema
V), had geen trap naar beneden, geen tunnel, geen kelder zoals
Mermelstein onder ede verklaarde. Het gebouw stond geheel boven
de grond. Nergens in de wijde omtrek bestond iets van een tunnel.
Ook andere onjuistheden en verschillen tussen zijn eerdere en
latere statements compleet met talloze ongerijmdheden, wettigden
het vermoeden dat Mermelstein nimmer getuige was van zo'n gaskamerscène,
maar het verzon of het zich inbeeldde. Zijn claim werd daarom
afgewezen wegens inconsequentie en gebrek aan bewijs.
Mermelstein, een bewezen querulant, bracht de zaak gesteund door
de misjpoche daarna voor de rechter. Zij juichen nog altijd dat
proces gewonnen te hebben en het bewijs voor vergassingen in Auschwitz
te hebben geleverd. De realiteit is echter iets anders:
Het vonnis in de zaak stelde Mermelstein in het gelijk, maar
met de volgende motivering:
"Volgens Bewijs Code Sectie 452(h), neemt het Hof aan
dat er Joden werden vergast in het Auschwitz concentratiekamp
in Polen gedurende de zomer van 1942. Het is eenvoudigweg een
feit dat valt binnen de definitie van Bewijs Code Sectie 452(h).
Het is in redelijkheid geen zaak welke ter discussie staat. Het
kan onmiddellijk en nauwkeurig worden vastgesteld door raadpleging
van bronnen van redelijke en onbesproken nauwkeurigheid. Het is
gewoon een feit."
"Het is gewoon een feit...." en ".... bronnen van
redelijke en onbesproken nauwkeurigheid".
We hoeven hier alleen maar te wijzen op de cijfers over de aantallen slachtoffers van Auschwitz in officiële bronnen (van 9 miljoen dalend naar 750.000) om de nonsens van dit vonnis te illustreren.
Justitie is in dit soort zaken, waarbij het gaat om historische feiten, volstrekt incompetent. De uitspraak diende dan ook nergens toe. Ze stond vast omdat de rechter tevoren verkoos 'judicial notice' te nemen van 'vergassingen in Auschwitz'. Hij maakte gebruik van zijn juridisch recht iets te mogen aannemen als feit, zonder dat dit bewezen en ook niet ontkend mag worden.
Gewoonlijk blijft dit artikel gereserveerd voor zaken als "de
zon komt op in het Oosten en gaat onder in het Westen", of
dat iets naar beneden valt en niet naar boven.
Hier werd dat toegepast op een zaak waarover een fundamenteel
en gemotiveerd verschil van inzicht bestaat, waarvoor een veelheid
aan bewijsmateriaal (tenminste van revisionistische zijde) beschikbaar
is. Omdat er bij deze rechtszaak niets bewezen hoefde te worden,
werd er ook niets bewezen. Het IHR "verloor" het proces
zonder dat de tegenpartij enig bewijs whatsoever presenteerde.
Niet zonder reden prefereert de holocaustlobby dus aanklachten bij de rechter boven het bediscussiëren van de feiten......
Er zijn boeken te vullen met - al dan niet onder ede afgelegde - verzonnen "getuigenissen" over "vergassingen" in gaskamerloze kampen als Dachau, Mauthausen, Buchenwald, enz. Een bekende Dachau-leugenaar was Dr. Franz Blaha, die daar als gedetineerde dokter werkzaam was geweest en in 1946 voor het IMT onder ede verklaarde dat hij persoonlijk lichamen van vergasten had onderzocht. Dit soort verhalen, over kampen waar nooit is "vergast", is schier eindeloos.
Als zoveel getuigen over de kampen in Duitsland onwaarheid spraken, waarom zou men dan getuigen van Auschwitz, Treblinka, etc. wél zonder voorbehoud moeten geloven?
23. 10.000 VALSE GETUIGENISSEN
Voor alle duidelijkheid: als ik hier verklaringen van overlevenden of ooggetuigen bekritiseer, of de pretenties van sommigen aan de kaak stel, diskwalificeer ik hen niet als mens. Ook niet als is aangetoond dat het om leugens of bedrog gaat. Ik diskwalificeer hen als holocaustgetuigen. Men kan goed begrijpen dat betrokkenen en/of hun verwanten afschuwelijke gebeurtenissen hebben overleefd, dingen hebben gezien en meegemaakt die uiterst dramatisch waren en hen tot in het diepst van de ziel hebben verwond. De impact daarvan werkt uiteraard door op hun belevingswereld. Menselijkerwijs gesproken is het onmogelijk daarvan bij een getuigenis afstand te nemen.
Shmuel Krakowski, Israëlisch holocaustspecialist en archivaris van het Yad Vashem Holocaustmuseum, stelt dat het bewezen is dat meer dan 10.000(!) getuigenissen van ooggetuigen van Duitse gruweldaden vals zijn.
Hij zou best wel eens gelijk kunnen hebben, want wie de holocaustgetuigenissen belangrijke en minder belangrijke - kritisch evalueert, stuit op tal van onmogelijkheden, zaken waarvan bewezen werd dat ze niet gebeurd zijn, overdrijvingen, enzovoort.
Van ontelbare getuigenissen onder ede afgelegd, werd later
vastgesteld dat ze geheel of gedeeltelijk gelogen waren. Is het
nog nodig op te merken dat er nooit ook maar één
getuige is vervolgd wegens meineed?
Verbazend is het grote aantal overlevenden dat aantoonbaar valse
en overdreven gruwelverhalen opdiste. Mogelijk is een deel ervan
te wijten aan wat wordt genoemd het Holocaust-Survival-Syndrome.
Hoewel sommigen dat HSS gelijkstellen aan 'holocaustleugens',
heeft Prof. Dr. Hans Kilian voor een deel ervan een plausibele
medische verklaring gegeven. Hij wijt dit aan de gevolgen van
onbehandelde tyfus, met name het daarbij optredend delirium, dat
zoals bekend gepaard gaat met gruwelijke waanvoorstellingen.
De criminologie kent een vaste hiërarchie voor de waarde
van bewijsmateriaal. Het belangrijkst zijn fysieke sporen zoals
lijk(en), moordwapens, bloedsporen, vingerafdrukken, enz. Daarop
volgen documentaire bewijzen. De laatste, minst betrouwbare categorie,
zijn getuigenissen afkomstig van mensen die op enigerlei wijze
bij de betreffende gebeurtenis betrokken zijn geweest.
De JHV rust vrijwel geheel op getuigenissen uit deze laatste categorie.
Dat wil niet zeggen dat daaraan geen belang moet worden gehecht,
maar ze dienen altijd vergezeld te gaan van aansluitende fysieke,
forensische bewijzen.
Uit onderzoek is bekend dat de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen
per definitie laag is. Moderne experimenten tonen aan dat
verklaringen onmiddellijk na een gebeurtenis afgelegd vaak op
essentiële punten onjuist zijn. Waarheid en verdichtsel lopen
al snel vloeiend in elkaar over.
Naarmate de tijd verstrijkt neemt de betrouwbaarheid verder af.
Bovendien raken door bewuste en onbewuste beïnvloeding getuigenissen
niet zelden doortrokken met niet plaatsgevonden hebbende elementen.
Ook speelt de relatie waarin een getuige staat tot de persoon
of de gebeurtenis een belangrijke rol. Bij getuigenissen van na
de oorlog overheersten niet zelden gevoelens van haat en wraak.
Begrijpelijk weliswaar, maar ook dat doet het waarheidsgehalte
geen goed.
De volgende bijdrage gaat over de wijze waarop onvrijwillige "getuigenissen" werden verkregen: die van gevangengenomen nazi's.
24. VEEL "NAZI-BEKENTENISSEN" DOOR FOLTERING VERKREGEN
Het staat vast dat de "bekentenissen" van de belangrijkste nazi-getuigen over gepleegde misdaden werden verkregen door ernstige lichamelijke en psychische foltering. We noemen die van Rudolf Höß (de belangrijkste "getuige" voor de Joodse Holocaust Versie), Oswald Pohl, Ernst Kaltenbrunner, Fritz Sauckel, Erhard Milch, Eberhard Godt en tienduizenden naamloze andere militairen, ambtenaren en burgers, die - ondanks alles - hun land hadden gediend en aan het eind van de oorlog gevangen werden genomen.
De mishandelingen van Rudolf Höß, commandant
van Auschwitz, begon onmiddellijk bij zijn gevangenneming in 1946.
Een van zijn ondervragers schreef trots in een boek:
"We merkten dat hij zijn cyaankalitabletten verloren had.
Maar hij zou weinig kans gekregen hebben die in te nemen omdat
wij hem direct al een staaflantaarn in zijn keel propten."
Over de mishandelingen die uiteindelijk tot zijn "bekentenis"
over 2,5 miljoen vergaste Joden leidden, spraken we eerder al.
Nadat hij die verklaring had ondertekend, trachtte hij een brief
voor zijn vrouw de gevangenis uit te smokkelen, waarin hij zich
tegenover haar verontschuldigde voor het onder marteling bekend
hebben van gruwelijke misdaden in Auschwitz.
Over zijn folteraars zei Höß: "...allen waren Joden."
Oswald Pohl, Hoofd van het WVHA bureau in Berlijn, verantwoordelijk
voor alle concentratiekampen, werd door Britse militairen naar
Nenndorf gebracht, vastgebonden en zo geslagen, dat hij zijn tanden
verloor en bewusteloos raakte. Later werd hij naar Neurenberg
overgebracht en door de Amerikanen een half jaar lang dagelijks
aan urenlange intensieve verhoren onderworpen. Bij een ervan werd
zijn gezicht ingesmeerd met faeces en net zo lang geslagen tot
hij "bekende". De Amerikaanse ondervragers, helaas ook
voor het merendeel Joden, beschuldigden Pohl ervan 30 miljoen
mensen te hebben vermoord en er 10 miljoen ter dood te hebben
veroordeeld. Pohl verklaarde dat hij:
"door hun duivelse intimidaties en chicanes zo murw was gemaakt
dat zij kregen wat zij wilden: niet de waarheid maar de verklaringen
die zij wilden hebben."
Hij werd gedwongen de door de aanklagers opgestelde valse en zelfbeschuldigende
verklaringen te ondertekenen. Die werden bij zijn proces tegen
hem gebruikt. Pohl:
Als documenten niet overeenstemden met wat de aanklagers wilden
of niet toereikend waren voor schuldigverklaringen, werden 'bekentenissen'
aan elkaar gehecht. Het meest opvallend aan die maaksels was dat
beklaagden zichzelf schuldig verklaarden. Dat kan men alleen begrijpen
als men weet hoe ze tot stand kwamen."
Over valse getuigen in Neurenberg zei hij:
"Als gefabriceerde 'verklaringen' niet voldoende waren, namen
de autoriteiten hun toevlucht tot zogenaamde 'stergetuigen', d.w.z.
betaalde getuigen. Een speciale groep van dergelijke onbetrouwbare,
miserabele types speelde in Neurenberg een verachtelijke rol.
Daaronder waren hoge ambtenaren, generaals en intellectuelen,
maar ook gevangenen, geestelijk gestoorden en zware criminelen.
Tijdens mijn proces verscheen een zekere Otto, psychiatrisch patiënt, als 'stergetuige'. Een keiharde gestoorde crimineel. Hetzelfde geldt voor getuige Krusial, die onder ede de meest fantastische verzinsels aan de rechtbank presenteerde, die natuurlijk werden geloofd....."
"Als gevolg van de zware mishandelingen in Nenndorf en
mijn behandeling in Neurenberg was ik psychisch volkomen gebroken"
schreef hij. "Ik was 54 jaar; 33 jaar had ik mijn land eervol
gediend en was mij van geen enkele misdaad bewust."
Over na-oorlogse processen tegen Duitse leiders:
"Het was evident dat bij de Dachau-processen en evenzeer
bij de Neurenberger-processen, de aanklagers, bij wie Joden domineerden,
werden gedreven door wraakzucht en haat. Hun doel was niet zoeken
naar waarheid, maar vernietiging van hun tegenstanders."
De Amerikaanse senator McCarthy zei over de processen tegen
de pers:
"Ik heb getuigen gehoord en documenten gezien van mishandelingen
en psychische folteringen op een wijze die alleen in zieke geesten
kunnen opkomen."
Over de gevangenis in Swabisch Hall zei McCarthy dat officieren
van de SS Leibstandarte Adolf Hitler gegeseld werden tot zij sopten
in hun bloed, waarna er net zolang op hun geslachtsorganen werd
getrapt tot zij onmachtig op de grond lagen. Bij het beruchte
Malmédy proces tegen gewone soldaten, werden gevangenen
opgehesen en net zo lang geslagen tot zij de geëiste bekentenissen
tekenden. Mede op grond van zulke "bekentenissen", afgedwongen
van SS generaals als Sepp Dietrich en Joachim Peiper, werd de
Leibstandarte aangeduid als een "schuldige organisatie".
Ernst Kaltenbrunner, hoofd van het Reichs Sicherheits Haupt
Amt (RSHA) was er zeker van ter dood te zullen worden gebracht.
Hij zei in Neurenberg:
"De kolonel in de Londense gevangenis waar ik zat, zei dat
ik hoe dan ook zou worden opgehangen, ongeacht de uitkomst van
deze zittingen. Omdat ik me daarvan bewust ben is het enige wat
ik nog wil duidelijkheid geven over wat hier aan de gang is."
In een vraag-en-antwoordverhoor voor de IMT rechtbank verwierp
Kaltenbrunner elke beschuldiging dat hij opdracht zou hebben gegeven
tot vergassingen:
Aanklager: Getuige na getuige bekenden of verklaarden hier dat de gaskamermoorden werden gepleegd op direct of indirect bevel van Kaltenbrunner.
Antwoord: Toont u mij dan één van die getuigen of één van die bevelen. Dat is compleet uitgesloten.
Aanklager: Praktisch alle bevelen kwamen van Kaltenbrunner.
Antwoord: Volstrekt onmogelijk.
En inderdaad, er werd niet één van die 'getuigen' of 'bevelen' van 'gaskamermoorden' getoond.
Ook Fritz Sauckel, hoofd van de Duitse Arbeidsdienst,
werd door het Neurenberger Tribunaal ter dood veroordeeld. Een
belangrijk bewijsstuk was een door hemzelf getekende verklaring.
Hij zette zijn handtekening nadat hem te kennen was gegeven dat
bij weigering zijn vrouw en kinderen aan de Sovjets zouden worden
overgeleverd.
"Ik wilde niet, maar denkend aan mijn gezin tekende ik,"
verklaarde hij later.
Luchtmachtgeneraal Veldmaarschalk Erhard Milch werd tijdens zijn gevangenschap door een Amerikaans majoor gewaarschuwd dat als hij volhield voor Hermann Göring te getuigen, hij als oorlogsmisdadiger zou worden aangeklaagd, ongeacht of hij wel of niet schuldig was. Milch hield voet bij stuk en werd inderdaad aangeklaagd. In 1947 veroordeelde een US rechtbank hem in Neurenberg tot levenslang. Vier jaar later al zette de US Hoge Commissaris het vonnis om in vijftien jaar en kort daarop werd Milch vrijgelaten.
Admiraal Eberhard Godt, Chef Staf van het Duitse leger, werd bedreigd met ophanging, tenzij hij zijn superieur admiraal Dönitz ervan zou beschuldigen bepaalde orders te hebben gegeven....., enz.
Het aantal voorbeelden is gigantisch. Ze vormen stuk voor stuk een schande voor de zogenaamde rechtspraak bij het IMT.
Uitgebreide informatie over martelingen waaraan verdachten van dit tribunaal werden blootgesteld kunt u o.m. vinden in 'The Nuremberg Trials and the holocaust'.
Dit waren geen "zeldzame incidentele gevallen van mishandeling gepleegd door ondergeschikten" zoals in dit soort gevallen zo graag wordt beweerd, maar systematische en structurele folteringen, uitgevoerd op bevel van of met medeweten en goedkeuring door de hoogste leiding van de Geallieerden.
De folteringen waren zodanig ernstig en van invloed op de procesvoering
dat na het Dachauproces een speciale Commissie in het leven werd
geroepen om dit te onderzoeken onder leiding van rechter Edward
van Roden en Gordon Simpson, opperrechter uit Texas. Hoewel te
laat, toonde het onderzoek aan dat gevangenen op grote schaal
grof waren mishandeld. Beestachtige aftuigingen, brandende lucifers
op de huid en onder nagels, schoppen tegen de testikels met blijvende
schade, maandenlange eenzame opsluiting, intimidatie, bedreiging
van familieleden, schijnprocessen, schijnexecuties, immorele leugens,
enzovoort enzovoort.
Lagere functionarissen werd 'beloofd' dat hun "bekentenissen"
alleen tegen superieuren zouden worden gebruikt; later bleken
die uiteraard tegen henzelf te worden aangevoerd. Hogere functionarissen
werd "beloofd" dat als zij vrijwillig verantwoordelijkheid
op zich namen, hun ondergeschikten vrijuit zouden gaan.
Het rapport van de Commissie Van Roden geeft ondubbelzinnig aan dat het geen incidentele gevallen betrof, maar structureel was. Een gecoördineerd "beleid van marteling toegepast om bekentenissen te verkrijgen".
Dat niet alleen belangrijke nazi's minderwaardig en pervers werden gemarteld, maar ook duizenden gewone soldaten en burgers, kan met overvloedig (niet gepubliceerd) feitenmateriaal worden aangetoond.
Een verslag van de toegepaste martelmethodes om "bekentenissen"
af te dwingen, is afkomstig van een door de Amerikanen gefolterde
Duitse arts, Dr. A. Bender, die daarover op 6 november 1948 een
uitvoerige beëdigde verklaring van 15 getypte vellen aflegde.
Een gedeelte daaruit:
Gedurende de martelingen - die twaalfeneenhalve dag zonder onderbreking
duurden wisselden drie sergeants in acht uur durende dienst
elkaar af. Ze kwamen minstens elke anderhalf uur de cel in en
voerden volgens een vast patroon mishandelingen uit, dag en nacht.
Het waren systematische martelingen, volgens een bepaald patroon;
de gewone manschappen en bewakers mishandelden willekeurig.
In de eerste negen dagen was ik in een cel waar absolute duisternis heerste en een bewust in stand gehouden ondraaglijke hitte. Van de tiende tot de dertiende dag was ik gescheiden van mijn kameraden en onderging ik in een koude cel martelingen van een ander soort.
Daaronder behoorden: vuistslagen, hoofdzakelijk op het hoofd, in de nek, in het gezicht, in de hart- en maagstreek en tegen het onderlichaam. Slagen met de zijkant van de hand op keel en adamsappel. Heftige porren met gespreide vingers en nagels tussen de ribben. Meppen met de bovenkant van vingers en nagels op mijn oogbollen. Knijpen en verdraaien van oren en neus. Knijpen en trekken aan borstklieren en tepels, waarbij vooral de nagels werden gebruikt.
Slagen met allerlei werktuigen waarmee verwondingen kunnen worden aangebracht, zoals, koppelriemen, gespen van broekriemen, stokken, natte handdoeken, emmers, bezems en dat talloze keren over het hele lichaam.
Trappen in buik, onderlijf, zitvlak en benen. Trappen met voetzolen tegen de zijkant van de kniegewrichten, op handen en voeten, in het bijzonder op tenen en nagels. Wrijven over niet geheelde wonden aan de scheenbenen. Scheuren van teennagelranden met de zijkanten van de dienstlaarzen.
Plukgewijs uittrekken van hoofdharen, baardharen, wenkbrauwen, okselhaar, schaamhaar. Steken met naalden. Beschadigen van de huid met een grove straatbezem. Veroorzaken van brandwonden met een straalkachel en brandende sigaretten. Kwellingen door hitte, koude, water, zuurstofgebrek, duisternis, honger, dorst en bedreigingen. Verbieden van toiletgebruik, lichaamsverzorging en reiniging.
Sadistische aanvallen van allerlei soort.Gedwongen sigaretten roken en laten doorslikken van brandende peuken.
Een minderwaardige behandeling, waaronder ik als officier-arts, naakt onder eerdergenoemde omstandigheden twaalfeneenhalve dag doorbracht. Ik werd voortdurend in het gezicht en op het lichaam gespuwd zonder mogelijkheid mij te reinigen. ik werd gedwongen speeksel en slijm van Amerikanen van de grond op te likken en hun laarzen schoon te likken.
Over het hoofd uitgieten van brijmaaltijden en dat verplicht van de grond likken. Met een lepel brij in het gezicht en op het lichaam gooien.
Onder een toestand van honger en dorst het eten en drinken voorhouden en dat dan weer weggooien of weghalen. Maaltijden oneetbaar maken met een overvloed aan peper en zout. De cel reinigen met een onbruikbare tandenborstel. Scheldwoorden gebruiken van het laaghartigste en meest lasterlijke soort.
Bijzondere vermelding verdient de voortdurend op het uiterste gehouden hitte. Deze werd zorgvuldig gedoseerd. Bij klaarblijkelijk stilvallen van de bloedsomloop men nam de polsslag op - lichamelijke ineenstorting of onmachtigheid werd enige frisse lucht toegevoerd en de verwarming lager gezet, om daarna des te heviger door te gaan. We bevonden ons daardoor continu op de rand van verstikking met hevige klachten vanwege een stagnerende bloedsomloop. Als we met water werden overgoten nam de kwelling nog toe door hete waterdamp. Soms werd deze toestand dagen achter elkaar in stand gehouden. Het water bedekte de vloer en verergerde door verdamping de toestand. Bovendien stonden we voortdurend in het water.
Tijdens de mishandelingen werd voor korte tijd het licht aangestoken. De maaltijden moesten we in de duisternis opeten.
Door de hitte en het weinige drinken verdween de aanvankelijke sterke zweetafscheiding; vanaf de vierde dag was er ondanks de grote hitte nauwelijks nog transpiratie. De lippen werden schilferig, de tong dik en opengescheurd. Eten en spreken was pijnlijk en nauwelijks mogelijk.
De urine had een bruinrode kleur aangenomen en was op het laatst nog maar enkele kubieke centimeters per dag, per keer enkele druppels. We bevonden ons op de grens van anurie. De pols was snel en gespannen. Het hart vertoonde ritmestoringen en extrasystole. De hartslag daalde naar 35-50 per minuut.
Mijn kameraden kregen last van waanvoorstellingen die tot aanvallen van verscheidene aard leidden. Soms waren ze niet aanspreekbaar, een andere keer niet tot bedaren te brengen.
's Ochtends, 's middags en 's avonds werden we tussen een haag van bewakers naar het toilet gedreven en daarbij geschopt, getrapt en geslagen met allerlei voorwerpen. In de toiletruimte werd ook weer van alles gedaan om urineren of gebruik van de wc te verhinderen. Een sergeant en een onderofficier onderscheidden zich daarbij bijzonder. De onderofficier werd duidelijk door sexueel-sadistische motieven beheerst.
Omdat we in het toilet meestal de kans niet kregen, loosden we de urine in de cel. De zoute smaak van het water dat we van de vloer moesten drinken werd daardoor veroorzaakt. Op een avond dwong men ons de vloer van de cel met weinig water en veel zeep te bewerken. Echter, om na te spoelen gaf men ons geen water meer, maar goot in plaats daarvan vlak bij onze benen heet water. Zo bleef de zeep op de vloer en zoals spoedig bleek niet zonder reden.
's Nachts haalde men ons uit de cel en werden we met vier andere kameraden, verhit als we waren, geheel naakt naar buiten gedreven. Men joeg ons met de blote voeten over een met grof steensplit en as bedekte binnenplaats tot we uitgeput waren. De zeepresten op de celvloer bleken de gewenste uitwerking op onze verwonde voetzolen te hebben. Omdat dat nog niet genoeg was penseelde de kapitein eigenhandig rijkelijk jodium over onze voeten. Daarop moest ieder één schoen aantrekken vermoedelijk om het staan daarna zo moeilijk mogelijk te maken.
Voor mij pakten de zeepresten bijzonder ernstig uit: op de derde dag had men mij met het zitvlak tegen de gloeiende verwarming gedrukt, waardoor op het zitvlak twee vuistgrote brandwonden waren ontstaan. Was zitten op de grond op onbewaakte ogenblikken dus al uiterst pijnlijk, nu werd dit onverdraaglijk. Enige behandeling van de wonden was er niet. In plaats daarvan penseelde men rijkelijk met jodium en later schraapten ze met een stuk hout meerdere keren de wondkorsten eraf. Ook werd systematisch op de wonden geslagen en getrapt.
's Avonds op de achtste dag haalden ze me uit de cel en moest ik in de hoek van de corridor met over het hoofd gevouwen handen neerknielen. Omdat men wist dat ik een absolute niet-roker was men had mij al meermalen tot roken gedwongen - moest ik zes of zeven sigaretten achter elkaar roken. De kapitein dwong mij telkens de nog brandende peuken in te slikken. Tijdens het roken bogen meerdere Amerikanen zich dicht over mij heen en bliezen, terwijl zij mijn neus dichthielden, sigarettenrook in mijn gezicht. Om mij de rook te laten inhaleren probeerden ze met mijn borst samen te drukken ademnood te veroorzaken en bij de daaropvolgende heftige ademhaling mij de rook te laten inhaleren.
Uit door mij opgevangen gesprekken had ik begrepen dat men
gezien de bereikte resultaten over mij niet tevreden was. Lichamelijk
was ik nog in een te goede toestand en met de gebruikte methoden
was men met mij niet verder gekomen en psychisch al helemaal niet.
Dit werd mij later bijna woordelijk door een sergeant verteld.
De daarop met nog kortere tussenpozen uitgevoerde mishandelingen
overtroffen dan ook in wreedheid en bestialiteit alles wat ik
daarvoor had doorgemaakt.
.....Aan vaststelbaar lichamelijk letsel had ik opgelopen:
Kale plekken op het hoofd tengevolge van het uitrukken van plukken
haar.
Een gescheurd trommelvlies met als gevolg daarvan wekenlange uitscheiding en ernstige bijverschijnselen als evenwichtsstoornissen, oorsuizingen en een blijvend verminderd gehoor aan het rechteroor.
Een uiterst pijnlijke verwonding aan het rechteroog door de herhaalde slagen met de vingernagels. Enkele dagen was het oog volledig gesloten met een ernstige bloedafscheiding die dagen duurde. Verder duizeligheid en oogflitsen. Later trad oogvertroebeling op en wonden aan de lippen met littekens.
Naar achteren staande bovenste snijtanden. Op rug, zitvlak en dijen bloeddoorlopen en verkleurde huidplaatsen en striemen. Builen op het hoofd.
Op beide zitvlakken vuistgrote tweedegraads brandwonden, die pas veel later genazen. Kleinere verbrandingen over het hele lichaam door brandende sigaretten.
Ontelbare steekwonden door steken en slaan met harde bezems.
Cirkelvormige bloedige wonden op de onderarmen door aandraaien van de boeien, in het bijzonder aan de linkerarm.
Beschadigingen van de linkerknieband met zwellingen en loophandicap door trappen tegen de zijdelingse knieband.
Beschadiging van het linker voetgewricht. Bloeduitstortingen. Zwellingen en loophandicap door trappen en staan op de voeten.
Verwondingen aan de voetzolen door gedwongen blootsvoets lopen op grof puin en split. Huidbeschadigingen aan de scheenbenen en verwondingen aan vingernagel- en teenriemen.
Arythmie en extrasystole van het hart over langere tijd, periodiek terugkerend.
Bespottelijk genoeg werden mijn kameraden en ik regelmatig
bij een arts langsgestuurd. Kennelijk had die alleen de opdracht
vast te stellen of wij nog levensvatbaar genoeg waren.
Door volledige afwezigheid van instrumenten, medicijnen en verbandmaterialen
verklaarde hij zich niet in staat ook maar iets te doen. Van enige
behandeling was dan ook geen sprake.
Wie dit verslag heeft kunnen lezen zonder kotsmisselijk te
worden en de hedendaagse praatjes van politici en media over "het
incident" in de Irakese Abu Grahib gevangenis leest, realiseert
zich eens te meer hoe de massa van goedgelovige mensen stelselmatig
wordt voorgelogen.
Hij kan de zogenaamde "bekentenissen" en "getuigenissen" van nazi's een belangrijke bron voor de "bewijzen" waarover holocausthistorici zeggen te beschikken - alleen nog met het allergrootste wantrouwen bezien.
25. NIEMAND OOIT ALS "VERGASSER" VEROORDEELD
Nooit is daadwerkelijk iemand op uitvoerend niveau veroordeeld wegens zijn of haar fysieke rol bij "gaskamers" of "vergassingen". Dat wil zeggen dat er nooit iemand werd gevonden die daadwerkelijk persoonlijk betrokken was bij het veronderstelde vergassingsproces van miljoenen Joden.
Kennelijk was er dus onder de tienduizenden Duitsers die na de oorlog soms onder walgelijke martelingen en immorele verhoormethoden werden verhoord, niemand die bekende daaraan zelf te hebben deelgenomen of iemand anders zei te kennen die daarbij rechtstreeks betrokken zou zijn geweest. En kennelijk was er ook onder de tienduizenden "gaskamergetuigen" niet één die zo'n rechtstreeks betrokkene heeft kunnen aanwijzen.
Niemand behalve de dertig jaar na de oorlog vals beschuldigde John Demjanjuk, op wiens zaak ik hierna inga kwam dus voor de rechter op de beschuldiging rechtstreeks bij deze "vergassingen" betrokken te zijn geweest.
De totale afwezigheid van rechtstreeks betrokken daders is merkwaardig en betreurenswaardig. Merkwaardig, omdat het ongelooflijk is dat er van een jarenlange monsterlijke fabrieksmatige massamoord, zelfs na een nu al zestig jaar durende klopjacht die haar weerga in de geschiedenis niet kent, niet één daadwerkelijk betrokken dader kon worden gevonden. Vele duizenden nazi's moeten toch die honderden collega's hebben gekend die betrokken waren bij het daadwerkelijk "vergassen" van die honderdduizenden, nee miljoenen.
Zeer te betreuren ook, want al was er maar één voor de rechter gebracht, dan waren die ontelbare vragen, feitelijke onmogelijkheden, mysteries, mythes, natuurwetenschappelijke wonderen, enz., die zo kenmerkend zijn voor de Joodse Holocaust Versie, in één keer opgelost.
Er zijn uitsluitend veroordelingen van indirecte betrokkenheid: als leidinggevende van een kamp, als bewaker, als dokter, als bouwer van "gaskamers", als leverancier van Zyklon-B, enz. Die functies en taken bewijzen echter net zo weinig over "gaskamers" of "vergassingen" als het bestaan van crematoria.
Slechts in één geval, dat van John Demjanjuk, kwam het 30 jaar na de oorlog tot een schandalig, door haat gedreven immoreel proces.
Het proces tegen Demjanjuk was een voortbrengsel van joodse haat, hysterie, zwendel, frauduleuze aanklagers en leugenachtige holocaustgetuigen. Demjanjuk, Amerikaans staatsburger sinds 1949 en gepensioneerd fabrieksarbeider uit Cleveland, werd in 1977 door Israël beschuldigd een voormalig bewaker ("Iwan de Verschrikkelijke") van Sobibor (later veranderd in Treblinka!) te zijn. Na verschillende valse aanklachten werd hem in 1981 zijn US staatsburgerschap ontnomen, waarna hij begin 1986 aan Israël werd uitgeleverd voor berechting.
Het enige concrete "bewijs" tegen hem was een vervalst "nazi-identiteitsbewijs", met een gemanipuleerde foto afkomstig van zijn immigratie-aanvraag voor de USA uit 1947.
Meer dan dertig(!) overlevenden identificeerden hem positief als de Demjanjuk die de gaskamer in Treblinka bediende. De hoofdgetuige, ene Eliahu Rosenberg, die in de rechtszaal onder ede Demjanjuk "herkende", had nota bene eerder, in 1947, tijdens een getuigenis eveneens onder ede verklaard dat de veronderstelde kampbeul Demjanjuk in zijn slaap was doodgeslagen.
Door de verdediging gevraagd hoe hij dan deze man als Demjanjuk kon aanwijzen en of deze soms uit de dood was opgestaan, antwoordde Rosenberg dat degene die destijds zijn verklaring genoteerd had, zich moet hebben vergist. De rechtbank accepteerde dat (natuurlijk).
Demjanjuk, werd in 1988 in Israël ter dood veroordeeld maar uiteindelijk, in 1993, na 20 jaar gevangenschap(!) losgelaten. Niet omdat het recht in Israël zegevierde, maar omdat door een voor hem gelukkig toeval in 1989 de Sovjet Unie ineenstortte en documenten uit de toen geopende KGB-archieven bewezen dat alle belangrijke documenten over 'Iwan de Verschrikkelijke' Sovjetvervalsingen waren, gefabriceerd in het kader van een communistische hetze tegen Oekraïense nationalisten. Over al die getuigen in de Demjanjuk-processen zwijgen we dan verder maar weer....
Buitengewoon laakbaar in deze hele Orwelliaanse affaire - zeg maar misdadig - was de rol van twee Amerikaans-joodse officieren van justitie, Norman Moscowitz en Martin Mendelssohn.
Al bij het begin van de Demjanjuk-zaak beschikte Mendelssohn over informatie waaruit bleek dat Demjanjuk in Polen helemaal niet bekend was. Toen de betreffende stukken aan de verdediging ter hand moesten worden gesteld, was het voor Demjanjuk ontlastende gedeelte daaruit verwijderd. Door toeval kwam later de complete tekst later boven water bij stukken van een andere zaak.
De andere joodse officier van justitie, Moscowitz had een ontlastende verklaring van een Duitse getuige verdonkeremaand en manipuleerde deze getuige tot meineed.
Na zijn vrijlating werd de oude man in plaats van schadeloos gesteld door Israël, zonder ophouden opnieuw door joodse haatpredikers met processen achtervolgd. Zo zijn namelijk hun manieren. In 2004 werd hij daardoor op 84-jarige leeftijd door de VS uitgewezen. Reden: hij zou tijdens de oorlog als jonge man een Duits uniform hebben gedragen.
Joden in Duits uniform
Van de tienduizenden Joden die in de oorlog een Duits uniform
droegen (de criminele joodse gettopolitie, kapo's, enz.) is
er nimmer één vervolgd. Zij genieten in de VS
en Israël als "holocaustoverlevenden" "slachtofferpensioenen",
betaald door Duitse burgers. Voor duizenden medewerkers van Joodse
Raden, schuldig aan de zwaarste collaboratie, put de holohaatlobby
zich uit in het zoeken naar excuses en verzachtende omstandigheden.
Logisch, want de vervolging van "ex-nazi's" en "holocaust-ontkenners"
is een racistische vervolging: het zijn immers uitsluitend Joden
die niet-Joden vervolgen. Nooit is een jood aangeklaagd of vervolgd
wegens collaboratie met de nazi's of "holocaust-ontkenning",
terwijl de gevallen die daarvoor in aanmerking komen te talrijk
zijn om op te noemen. Racisme pur sang dus.
Demjanjuk moet alsnog met hulp van de naïeve Goyim-justitie vernietigd worden. Het is immers zijn schuld dat de zionisten hun Orwelliaanse Dreyfus-proces voor het oog van de wereld verloren? Bovendien, Demjanjuk is een Oekraïener en wie kent niet de eeuwenoude joodse haat tegen Oekraïeners omdat Kozakken ooit Oekraïene bevrijdden van onmenselijke joodse onderdrukkers en afpersers (sorry, slachtoffers.....)?
Immers, joodse Haat vergeeft niet en vergeet niet.....