feiten 4

 

 

 

 

 

 

 

41. TOESTAND VERERGERD DOOR GEALLIEERDE BOMBARDEMENTEN

De strenge winter van '44-'45, in ons land bekend als de Hongerwinter, was voor Duitsland en Polen nog veel ellendiger. Niet alleen waren de temperaturen daar lager dan hier, maar ook beleefden de Geallieerde bombardementen op Duitsland hun hoogtepunt. Duizenden Duitse steden werde dag en nacht bestookt met tot dan toe ongekende hoeveelheden bommen van groot en verwoestend kaliber. Niet alleen industriele en strategische complexen werden vernietigd, ook burgerdoelen. Dat was enerzijds "om de moraal van de Duitse bevolking te breken" en anderzijds om het oprukkende Rode Leger te laten weten dat de Geallieerden ook tot iets in staat waren. Het gaat niet aan de Geallieerden daarvoor te veroordelen, ook al kostten die terreurbombardementen vele honderdduizenden Duitse vrouwen, kinderen, bejaarden en zieken onnodig het leven. Het was oorlog en daarmee is nu eenmaal alles gezegd.
Aan de andere kant gaat het ook niet aan, de Duitsers alleen verantwoordelijk te stellen voor het onzegbare leed dat daardoor op het eind van die oorlog op allerlei plaatsen ontstond.

Vanaf midden '44 tot eind van de oorlog bombardeerden de Geallieerden alles wat in Duitsland bewoog. Dag en nacht. Ook bruggen, spoorwegen, electriciteitscentrales, rioleringsinstallaties, opslagplaatsen, enz. Voor vernielde spoorwegknooppunten stonden treinen met gevangenen uit de Poolse kampen soms dagenlang stil, met alle rampzalige gevolgen van dien. Als ze eindelijk in de overvolle hergroeperingskampen aankwamen, waren de gevangenen vaak ziek en ernstig verzwakt.

Kampen waar sprake was van een normale situatie, veranderden gaandeweg in poelen van ellende, honger, ziekte en dood. Op het hoogtepunt van die peilloze ellende troffen de Geallieerden deze kampen aan.

 
42. Bergen Belsen

Begin 1944 werd de chemische fabriek die Zyklon-B vervaardigde door bombardementen vernield en kon er geen Zyklon-B meer worden geproduceerd. Geen toeval dus dat daarna de sterfte aan tyfus in de kampen dramatisch toenam. Dit bewijst onder meer de brief van 1 maart 1945 van de commandant van Bergen-Belsen, Josef Kramer, die zich er wanhopig over beklaagde geen desinfectiemiddelen meer te hebben en dus de epidemische tyfus in zijn kamp niet langer te kunnen bestrijden ....
Twee dagen later, op 3 maart, schreef Kramer zijn superieuren wederom:
"Ik ben volkomen aan het eind. De drinkwatervoorziening is buiten werking. Een treinlading voedsel vernietigd door laagvliegende Geallieerde vliegtuigen. Massa's mensen sterven. Er moet onmiddellijk iets gebeuren."
Na de oorlog verklaarde hij:
"Tijdens de laatste zes weken was ik volkomen machteloos. Ik had zelfs geen mensen meer om de doden te bezorgen, laat staan de zieken in quarantaine te brengen. Tevergeefs probeerde ik aan voedsel en medicijnen te komen. Ik mag dan worden gehaat, maar ik deed mijn plicht."
In de paar maanden nadat de Britten het kamp hadden overgenomen, stierf nog eens tweemaal het aantal van de gehele oorlog, namelijk 14.000.

Hoewel later vriend en vijand het erover eens waren dat Josef Kramer een fatsoenlijk mens was, die al het menselijkerwijs mogelijke had gedaan om het lot van de gevangenen te verzachten, werd hij in de pers afgeschilderd als [I]"Het Beest van Belsen" en "Het Monster van Belsen".

Aan het begin van het proces waarin hij ter dood zou worden veroordeeld, voorspelde zijn advocaat:
"Nadat het doek over dit theater zal zijn gevallen is Josef Kramer niet meer "Het Beest van Belsen", maar "De Zondebok van Belsen."
In Bergen-Belsen waren de leefomstandigheden relatief goed geweest; echter op het eind van de oorlog ontstonden er enorme wantoestanden. Vanwege de goede omstandigheden was het door de Duitse autoriteiten aangewezen als centraal "Krankenlager" voor alle kampen in Noord-Duitsland. Dat bracht dus met zich mee dat zich daar extra veel zieke en zwakke gevangenen bevonden. Dat keerde zich aan het eind van de oorlog tegen het kamp.

De Westelijke anti-Duitse propaganda deed het voorkomen alsof de onbeschrijflijke menselijke ellende die in Bergen-Belsen werd aangetroffen het gevolg was van moedwillig Duits sadisme, Duitse moordlust en Duitse haat. Pers en media berichtten consequent dat alle beklagenswaardige slachtoffers Joden waren, door van haat en moordlust bezeten nazi's systematisch vermoord ("doodgehongerd").

Niet alleen na de bevrijding, ook nu nog, na zestig jaar. Perfide leugens, want een kind kan beseffen dat die nazi's dit dan ook al vijf jaar eerder hadden kunnen doen. De waarheid vereist het dit historische bedrog, waarmee vandaag de dag de jeugd nog wordt vergiftigd, te weerspreken.

Merkwaardig genoeg waren het die Geallieerde gruwelbeelden van Duitse kampen (Bergen-Belsen, Buchenwald, Dachau, enz.) welke de fictie van "massavernietiging" en "holocaust" voor het grote publiek aannemelijk konden maken. Beelden uit kampen waar nota bene nooit was "vergast" maakten het geloof van honderden miljoenen in "de holocaust" mogelijk. Eerst tientallen jaren later, toen "vergassingen" in kampen in Duitsland niet meer waren vol te houden, verplaatste die "holocaust" zich naar "vernietigingskampen" in de Russische sector (Auschwitz, Treblinka, Sobibor, enz.).

Vreemd genoeg bestaan daarvan geen gruwelbeelden. Inmiddels heeft Hollywood die leegte opgevuld met massaproducties als "De Holocaust", "Shoah", "Schindler's List", enz.

 
43. TREBLINKA: "VERNIETIGINGSKAMP" VERSUS DOORGANGSKAMP

Dit Hoofdstuk gaat in op wat de Joodse Holocaust Versie zegt over andere Poolse "vernietigingskampen" dan Auschwitz: Treblinka, Sobibor, Belzec, Majdanek en Chelmno.
Ik kan mij daarbij beperken tot de bekendste daarvan, Treblinka, omdat deze in veel opzichten model staat voor de andere.

Nadat "gaskamers" in door de Geallieerden bevrijde Duitse kampen als verzinsels waren ontmaskerd, verlegde de holocaustlobby haar systematische vernietigingstheorie naar de Poolse kampen. Die kampen ­ of wat daarvan over was - werden decennia lang door de Sovjet en Poolse communisten ontoegankelijk gehouden voor Westerse onderzoekers. Pottenkijkers waren niet gewenst.

Niet vreemd, want zij bleken geen enkel concreet bewijs te leveren voor "gaskamers" en "systematische miljoenenmoord". Kennelijk troffen de communisten bij de inname van deze kampen niets aan wat op miljoenenmoord kon wijzen, geen "gaskamers", geen documenten, geen tekeningen, geen foto's, geen installaties, geen werktuigen. Alleen verhalen en een eindeloze reeks absurditeiten.

Van Treblinka is thans niets te zien; geen gebouwen, geen wegen, geen fundamenten, geen rioleringsstelsel, geen massagraven, niets. Er is alleen een monument met keien op een grasveld.

 

Treblinka

Treblinka - in feite 2 of 3 afzonderlijke kleine kampen ­ bestond slechts 15 maanden, van juni 1942 tot oktober 1943 (Belzec, u weet wel, het kamp waar de nazi's zeep uit Jodenvet maakten, slechts 9 maanden, van maart tot november 1942). Daarna werd Treblinka (vermoedelijk) door de terugtrekkende Duitsers ontmanteld en vervolgens door de Russen en Polen met de grond gelijk gemaakt, op dezelfde manier waarop de communisten in Auschwitz de beruchte "gaskamers" van Birkenau na de oorlog opbliezen. [Het waren niet de nazi's welke die "gaskamers" in Auschwitz zouden hebben vernield "om alle sporen uit te wissen" zoals steeds wordt gezegd, het waren de Russen. Het waarom daarvan is nog steeds niet opgehelderd......]

Daarbij ontbreekt ook elk spoor van stoffelijke resten van het veronderstelde miljoen mensen die in en rond Treblinka zouden zijn vermoord. Zelfs op plaatsen waar honderdduizenden begraven, opgegraven en als as weer verstrooid zouden zijn, bleken na onderzoek de aardlagen tot een diepte van 6 meter volkomen gaaf en intact....

Inderdaad, alweer een natuurwetenschappelijk Wonder van de Joodse Holocaust Versie.

Treblinka II wordt na Auschwitz genoemd als belangrijkste "vernietigingskamp" van "de holocaust" en het verondersteld grootste centrum voor massamoord in de geschiedenis: 1 miljoen, ofwel 1/6 van alle veronderstelde holocaustslachtoffers zou daar zijn vermoord. Zoals gezegd, zijn daarvoor in en om dat kamp geen concrete aanwijzingen gevonden. Geen massa's vermalen beenderen, botresten, as, gebitsresten, enz.

Een Amerikaanse organisatie, Nafcash (National Association of Forensic Criminologists, Archeologists, Skeptics and Historians), vond dit zo opmerkelijk dat zij in 2003 een beloning van $ 100.000 uitloofde voor iedereen die de plaats van massagraven voor 870.000 slachtoffers in of nabij Treblinka kan aanwijzen (The Treblinka Challenge). Ook ieder die graven aantoont met daarin slechts 1% van dat aantal, heeft recht op die beloning.

De uitdagers geven daarmee holocaust-"wetenschappers" de kans aan te tonen dat de claim van miljoenenmoord op waarheid berust. Wordt dat niet aangetoond, dan staat Treblinka - en daarmee alle "vernietigingskampen" in Polen - model voor de Grote Leugen van de Joodse Holocaust Versie. Tot op heden heeft niemand zich gemeld als gegadigde voor deze beloning. Niemand onder de "holocausthistorici - die in boeken en "wetenschappelijke" werken over "870.000" of "bijna een miljoen" slachtoffers spreken - niemand van de vele "ooggetuigen" voor wie het kinderlijk eenvoudig moet zijn de plaats van die massagraven aan te wijzen, geen enkele joodse organisatie, geen wetenschappelijke instituten, niemand heeft zich voor de royale beloning gemeld.

Jammer, want hier ligt toch de mogelijkheid in één klap het revisionisme ten grave te dragen en elke grond aan de kwalijke verdenking te ontnemen dat de Joodse Holocaust Versie met haar "systematische miljoenenmoord" en "gaskamers" een gigantisch bedrog is.

Toch blijf ik hopen, ook al zijn in de afgelopen zestig jaar voornamelijk fantastische leugens en onzinnigheden over Treblinka aan het licht gekomen, je weet natuurlijk nooit of niet toch die ene % van die 870.000 stoffelijke resten zal worden gevonden ...... Echt geloven doe ik het niet (is dat wettelijk geoorloofd trouwens?), maar aangezien er ontelbare wonderen over "de holocaust" worden gemeld, weet je dat nooit......

Ik zal mij eerst bezig houden met de vele fantasieën die meer dan zestig jaar over dat kamp de ronde doen en daarna met de werkelijkheid. Zonder de fantastische onzin die er over dat kamp is verteld en nog steeds wordt verteld is het beeld van dit veronderstelde vernietigingskamp eenvoudigweg niet compleet. Het is de mythische basis waarop het huidige officiële verhaal nog altijd drijft.

 

Eerst de fantasie.

Is de afwezigheid van overblijfselen van het kamp de oorzaak dat daarover de meest fantastische gruwel- en onzinverhalen de ronde doen, of komt dat door het grote aantal getuigen?

Hoe dan ook, over vrijwel alles van dit kamp is op fantastische wijze onwaarheid gesproken.

Bijvoorbeeld over de afmetingen:
Het World Jewish Congress (New York) noemde in 1943 Treblinka "een gigantisch slachthuis voor Poolse Joden" met een oppervlak van "12.350(!) hectare" (maar liefst 1.000 x groter dan de werkelijke grootte (ca. 13 ha). Geen vergissing, maar bewuste overdrijving. Na de oorlog werd deze onzin ook gepresenteerd aan de aanklagers van het IMT en uiteraard overgenomen.
In 1945 onteigenden de communisten belendende percelen grond van boeren en trokken dit bij het "voormalige kamp", waardoor het oppervlak ook nu nog tweemaal groter is als oorspronkelijk.

Er werd ook grenzeloos gefantaseerd over aantallen vermoorde Joden:
Tijdens de oorlog circuleerde het aantal van drie miljoen. In de tachtiger jaren vertelden gidsen dat het er 1.500.000 waren. In 1989 stelden de aanklagers op het Demjanjuk-proces in Jeruzalem het op 890.000; de holocaustliteratuur houdt het nog steeds op 870.000. Onafhankelijke holocausthistorici gaan uit van ca. 250.000.

Elk van deze aantallen is volkomen uit de lucht gegrepen. Er bestaat eenvoudig geen betrouwbaar materiaal op grond waarvan het aantal Treblinka-doden kan worden vastgesteld.
Het aantal "vergasten" baseerde men op het verondersteld aantal treinen per dag, over de gehele bestaansperiode, met daarin een verondersteld aantal mensen, waarvan gemakshalve werd aangenomen dat die allemaal werden vergast.

Ook over toegepaste moordmethoden in Treblinka is mateloos gefantaseerd. Van high-tech installaties tot pedaalbediende mechanische hamers. Afhankelijk van welke "ooggetuige" werden in officieel geaccepteerde stukken genoemd:

1. Met stoom in stoomkamers
2. Met gas en chloor
3. Met een nekschot op een lopende band
4. Met elektriciteit op stalen kantelvloeren
5. Met Dieseluitlaatgas van een onderzeeër- of tankmotor
6. Met vertraagd gifgas
7. Met gifgas in een boven een massagraf heen-en-weer rijdende gaswagen
8. Met vacuüm in verstikkingskamers

1. Stoomkamers. Het oorspronkelijke Treblinkaverhaal zegt dat miljoenen Joden werden gedood in "stoomkamers". Dit stamt uit een "ooggetuigenverslag" van november 1942 van het joodse verzet in Warschau. De New York Times meldde in augustus 1943 dat er in Treblinka alleen al twee miljoen Joden met stoom waren gedood.
Een verslag van de Amerikaanse geheime dienst OSS stelde in 1944 dat Joden in Treblinka "hoofdzakelijk met stoom en niet zoals eerst verondersteld werd met gas werden gedood."

Vanzelfsprekend steunden de aanklagers in Neurenberg het gemelde stoomverhaal zoals dat werd voorgedragen door de officiële Pools-Russische commissie die het kamp onderzocht. Merkwaardig genoeg staat in dat rapport (Neurenberg document PS-3311) geen woord over uitlaatgassen of gifgas waarin men tegenwoordig moet geloven.

2. Gas en chloor. Het Poolse verzet berichtte op 31 maart 1943 aan de regering in ballingschap in Londen over massavergassing met chloorgas in "ongeveer honderd gaskamers"(!) in Treblinka:

"In het reusachtige houten gebouw waarin zich ongeveer 10.000 mensen bevonden, werden zij hoffelijk begroet door een SS-officier met de woorden: "Tot dusver heeft u te weinig voor de Duitse staat gedaan en daarom heeft het Duitse Rijk besloten u naar de Oekraïne te verhuizen om te werken. U bent hier in een doorgangskamp. Dadelijk gaat u in bad." Eindelijk komen zij dan in de zogenaamde badkamers, in werkelijkheid gaskamers. Met enkelen tegelijk gaan zij naar binnen; van deze kamers zijn er wel honderd [...] Men stapelt de lijken in lagen op, honderd per keer en bestrooit ze met chloor."

3. Nekschot op lopende band. Volgens een ontsnapte joodse getuige, Oskar Berger, werden Joden systematisch gedood met geweren en mitrailleurs. Anderen spreken over een lopende band aan het eind waarvan de lijken in een massagraf vielen.

4. Electriciteit met beweegbare vloer. Getuigen verklaarden dat er enorme volautomatische installaties bestonden waar per keer duizend mensen op een stalen vloer moesten gaan staan, welke onder hoogspanning werd gezet. Vervolgens klapte de vloer omlaag en vielen de lijken in een kelder waar ze via een chemisch proces volautomatisch werden vernietigd en tot kunstmest verwerkt.

5. Dieselvergassing met behulp van een motor van een onderzeeër of een tank. [Raul Hilberg, The Destruction of the European Jews (New York: 1985), blz. 878.; Treblinka, Encyclopaedia Judaica (1971), vol. 15, blz. 1368.; Eugen Kogon, et al., Nationalsozialistische Massentötungen (1986), blz. 163; Yitzhak Arad, "Treblinka," in: I. Gutman, ed., Encyclopedia of the Holocaust, blz. 1483, 1484.]

Echter, zoals onder anderen de Amerikaanse ingenieur Friedrich Berg en de Oostenrijkse ingenieur Walter Lüftl aantoonden, is het praktisch uitgesloten om mensen te doden met uitlaatgassen van dieselmotoren. In Hoofdstuk 17 van deze serie werd al aangegeven dat uitlaatgassen van Dieselmotoren veel te weinig koolmonoxide bevatten om mensen mee te doden: het gehalte aan zuurstof is daarentegen hoog. Nergens ter wereld is één geval bekend van iemand die om het leven kwam door langdurige inademing van Dieseluitlaatgas.

Niet alleen is Dieseluitlaatgas niet dodelijk, maar van een luchtdichte "gaskamer" waarin uitlaatgas van een zware Dieselmotor wordt geblazen, bezwijken binnen kortst mogelijke tijd deuren en muren door de opgewekte enorme druk.

Een van de belangrijkste getuigen voor de Dieseluitlaatgas theorie is de dubieuze fantast Kurt Gerstein, een SS-er en dubbelagent voor de Geallieerden. Zijn in het Frans (een taal die hij niet beheerste) gestelde getuigenis bevat allerlei tegenstrijdige en onzinnige beweringen. Na het afleggen van zijn verklaring zou hij in 1945 zijn overleden, zodat niemand hem ooit kritische vragen heeft kunnen stellen. Nooit bekend is geworden waar of waardoor hij overleed; zijn lijk is nooit gevonden. Gerstein schreef dat in Treblinka dagelijks 25.000 mensen werden vergast. Hij schreef ook dat de nazi's in totaal 25 miljoen Joden hadden vergast....

6. Vertraagd gifgas. Ja, u leest het goed. Een van de sterkste verhalen over Jodenvernietiging kwam van de Poolse ondergrondse. Die claimde dat in Treblinka Joden werden gedood door middel van een "gas met vertraagde werking." ("Informatie Bulletin" 8 september 1942, afdeling "Armia Krajowa", geciteerd in Yitzhak Arad, "Belzec, Sobibor, Treblinka"):

"Zij worden de gaskamer ingevoerd in groepen van 300-500. Elke groep wordt onmiddellijk hermetisch opgesloten en vergast. Het gas heeft niet direct invloed op hen, want als de gaskamer wordt geopend lopen de Joden zelf naar een put van 30 meter diepte. Daar raken zij bewusteloos en vallen erin. Een graafmachine bedekt hen met een dunne laag aarde. Dan arriveert de volgende groep."

7. Met gifgas in een boven een massagraf heen-en-weer rijdende gaswagen.

8. Met vacuüm in verstikkingskamers. Na de oorlog publiceerde het World Jewish Congres "Het Zwartboek" met 560 pagina's vol echte en verzonnen misdaden tegen Joden. Voor Treblinka stelde het boek dat daar 3 miljoen Joden waren vermoord. Volgens het boek werden drie verschillende technieken gebruikt, gifgas en stoom, waarmee verondersteld 10.000 mensen per dag werden vermoord en "de meest gebruikte methode, met speciale pompen wegzuigen van lucht uit een ruimte." Ook anderen getuigden over deze vacuümtechniek.
Alleen al de enorme druk die bij deze methode op het betreffende gebouw zou zijn ontstaan maakt ook dit volstrekt belachelijk.

Let wel, dit zijn allemaal officieel vastgelegde moordmethoden in Treblinka, voor rechtbanken al dan niet onder ede verklaard. Andere, nog fantasmagorischer methoden vindt men in verhalen van "overlevenden". Bijvoorbeeld de Pedaalbediende Mechanische Joden Hersen Inslag Machine, of levend koken van de joodse journaliste Eugenia Szajn-Lewin, die in het getto van Warschau in 1943 in haar dagboek schreef:

Het ergste is de dood in Treblinka. Iedereen weet dat. Daar worden mensen levend gekookt. Alles is modern: de ketel die elektrisch wordt verhit, daarin stoomgas, de beweegbare bodem ... Vier minuten is genoeg, dan gaat de bodemklep automatisch open en een slijmerige massa rode gekromde lijken valt in de stortput. Dan wordt de put met chloor besproeid en er is geen spoor meer van wat eens leefde. Alles duurt maar zeven minuten, begrijp je?

Talloze "ooggetuigen" zwoeren dat deze methoden in Treblinka werden gebruikt om systematisch miljoenen Joden te vermoorden: "Ik heb het zelf gezien, echt waar."

Abraham Bomba, kapper in Treblinka
Een van de meest markante getuigen over Treblinka is te zien in het 9,5 uur durende kassucces "Shoah" van de joodse filmmaker Claude Lanzmann. Zijn naam: Abraham Bomba.
Abraham vertelt hoe hij en andere joodse kappers van een "Sonderkommando" het haar knipten van naakte Joden die op het punt stonden vergast te worden. Zij werkten in de gaskamer (hij sprak over één gaskamer) die 4 x 4 meter was. Hij vertelt dat zich daarin 140-150 vrouwen en kinderen, 16-17 kappers, twee Duitse bewakers en een aantal zitbanken bevonden.
Zodra alle slachtoffers waren geknipt - men vraagt zich af hoe in een ruimte met 170 mensen op 16 m? (1 kapper en 9 slachtoffers per m?) verlieten de kappers vijf minuten de gaskamer en vond de vergassing plaats. Volgens Bomba werd daarna in ongeveer 1 minuut de gaskamer leeg gemaakt en was ze weer gereed voor de volgende groep.

Men vraagt zich verbijsterd af hoe iemand ter wereld aan dit soort onzin geloof kan hechten. Toch zitten miljoenen tot in hun ziel geroerd met betraande ogen naar dit relaas van een "holocaustoverlevende" te kijken in bioscoopzalen en voor de tv: Gegen Dummheit kämpfen selbst Götter vergebens.

Haar knippen in een "gaskamer" met 10 mensen op een vierkante meter. En waarom knippen als deze mensen binnen enkele minuten dood zouden zijn en verbrand werden? Om hygiënische redenen? Om de bruikbaarheid van het haar? Is er nu echt niemand die zich dit hardop afvraagt? De pers, de media en de universitaire wereld in ieder geval niet..... Hun zwijgen op elke holocaustkritiek en alle holocaustonzin is oorverdovend. Maar, dat moet gezegd, er staat tegenover dat zij bij iedere "holocaustherdenking" helemaal vooraan staan....

Ook over geheimhouding van het kamp werd fantastisch gelogen.
Treblinka was noch geheim noch zwaar bewaakt. Omwonenden en voormalige gevangenen bevestigden dat. "Geheim? Lieve hemel, aan Treblinka was niets geheim," verklaarde de joodse ex-gevangene Richard Glazer. "Elke Pool tussen Warschau en Treblinka kende het en verdiende eraan. De boeren kwamen er om te verkopen, Warschause hoeren deden zaken met de Oekraïners - het was een circus voor allen." Een andere overlevende, Berek Rojzman, zei "En heel velen kwamen aan de poort om te handelen, met de Oekraïners, maar ook met ons." Poolse boeren werkten op akkers die direct tegen het kamp aan lagen en de dwangarbeiders van Treblinka I kwamen dagelijks langs het kamp op weg naar hun werk.

Niet-"vernietigingskampen", zoals Dachau en Buchenwald, werden aanzienlijk strenger bewaakt. Luchtverkenningfoto's in het Nationaal Archief in Washington bevestigen dat de omgeving rond Treblinka niet was afgezet en tonen geen enkele aanwijzing dat Treblinka een "vernietigingskamp" was.
Door de relatieve openheid van Treblinka konden duizenden na de oorlog verhalen over het kamp vertellen. Ongetwijfeld is dat een van de redenen waarom zoveel onzin over het kamp de ronde deed. Elke "ooggetuige" wilde kennelijk op zijn manier opvallen door een nog fantastischer verhaal te vertellen. Te controleren viel er immers toch niets?

Establishmenthistorici, geconfronteerd met de talloze onverenigbare verklaringen over Treblinka, hebben daaruit een naar hun inzicht plausibele keuze gedaan en dat als het officiële verhaal van Treblinka gepresenteerd. Een methodologie welke door iedere serieuze historicus bij elk ander historisch onderwerp zou worden afgewezen.

Het verbranden van een lijk in de open lucht vergt plm. 200 kg hout. Voor 870.000 lijken zou derhalve 174.000 ton gedroogd hout nodig zijn geweest. Dat is een bos van 1 kilometer breed en 6,4 kilometer lang. Ontbost gebied van die afmeting bestaat nergens in de omgeving van Treblinka. Het transport van 174.000 ton hout naar het kamp zou 5.830 treinwagons met elk 30 ton hout hebben gevergd, ofwel bijna 200 treinstellen van 30 wagons. Die zouden ongetwijfeld in de annalen van de Duitse spoorwegen terug te vinden zijn geweest, maar er is niets wat daarop wijst.

De Poolsjoodse historica Rachel Auerbach was over hoeveelheden brandstof echter duidelijk: die waren niet nodig, want vrouwenlichamen brandden "vanzelf" en staken dan de andere lichamen aan. "Bloed is een uitstekende brandstof", schreef deze historica. Aangezien het menselijk lichaam voor meer dan 75% uit water bestaat, het zoveelste natuurwetenschappelijke Wonder van de Joodse Holocaust Versie....

875.000 Verbrande lijken moeten hebben geresulteerd in 4.500 ton menselijke as en eenzelfde hoeveelheid as van verbrand hout. De onvolledige verbranding in open vuur (Treblinka had geen crematoria) zou ook nog eens miljoenen botresten en duizenden tonnen verschroeid vlees hebben veroorzaakt.
Indien de Russische en Poolse experts daarvan ook maar een fractie hadden aangetroffen, zouden zij onmiddellijk een internationale onderzoekscommissie hebben bijeengeroepen om de verdorvenheid van de nazi's officieel te laten vaststellen. Dat deden de Duitsers in 1943 namelijk ook bij de vondst van 4.000 lijken van door de Sovjets vermoorde Poolse officieren bij Katyn. [Hoogst merkwaardig dat de nazi's bij een vondst van 4.000 lijken een internationale commissie bijeen lieten roepen, terwijl zij volop bezig waren systematisch miljoenen mensen te vergassen, vindt u ook niet?]

Volgens JHV historici werden de slachtoffers tot maart 1943 in massagraven begraven en daarna alsnog in de open lucht verbrand. Dat moeten er meer dan 300.000 zijn geweest. Dit opgraven en verbranden zou door de 25 Duitsers en 100 joodse gevangenen zijn gedaan.

De 4.500 ton(!) as van 870.000 mensen zou volgens de JHV in de geopende massagraven zijn gestort. De Poolse onderzoekscommissie stelde echter dat het gebied waar de slachtoffers waren begraven (en later weer opgegraven) niet groter was dan twee hectare.

Een scholier van Groep 8 Basisschool kan berekenen dat als van 870.000 verbrande mensen 4.500 ton zuiver menselijke as overblijft met een soortelijk gewicht van (stel) 0,5, er 4.500 : 0,5 = 9.000 m? as moet zijn uitgestrooid op een oppervlak van 2 ha (20.000 m?). Dat is een laag menselijke as van bijna een halve meter dik. Nauwelijks over het hoofd te zien lijkt mij, al helemaal niet als verbrandingsresten en houtas die laagdikte nog verhoogt tot meer dan een meter.....

Deze basisscholier geeft hiermee een interessante aanwijzing aan alle holocaust "wetenschappers", holocaust"historici" en andere "deskundige" gegadigden voor de $ 100.000 beloning van Nafcash...... Helaas niet aan revisionistische forensisch-geologische onderzoekers: die zochten eerder al en vonden niets. Maar, wie gelooft er nu revisionisten......?

Holocaustbronnen verschillen (natuurlijk) ook van mening over het aantal "gaskamers" in Treblinka: Historicus Raul Hilberg houdt vol dat het er eerst 3 waren, maar omdat die niet toereikend waren werden dat er later volgens hem 6 of 10. Anderen stellen dat het er 13 waren. Een rapport van het Poolse verzet uit 1943 meldde er meer dan 100...... Ooggetuige Abraham Bomba weet zeker dat het er maar één was. Men maakt het er op die manier voor een holocaustgelovige niet gemakkelijker op....

Nu de werkelijkheid

Niettegenstaande het onsamenhangende, tegenstrijdige, ongeloofwaardige en veelal verzonnen karakter van getuigenissen en de nooit gevonden resten van bijna een miljoen lijken, staat vast dat in Treblinka wel degelijk Joden werden begraven en/of verbrand. Deels waren dat tijdens het transport overledenen (volgens rapporten van het Poolse verzet stierf 20-30% tijdens de treinreis) deels ziek aangekomenen en daarna overleden en zonder twijfel ook mensen die in het kamp om uiteenlopende redenen stierven en werden vermoord. Op grond van de gevonden sporen en aanwijzingen kan het totale aantal van hen op enige tienduizenden worden gesteld.

In november 1945 deed een Poolse onderzoekscommissie opgravingen op het Treblinka-terrein, waarbij beenderen en half in ontbinding zijnde lijken werden gevonden [R. Auerbach, In the Fields of Treblinka, in: A. Donat, ed., Death Camp Treblinka, blz. 19, 69, 71, 72]. Het rapport spreekt over één massagraf in het werkkamp Treblinka I met ca. 10.000 lijken en enkele kleine graven in het hoofdkamp Treblinka II met 4 á 5.000 lijken, voor geheel Treblinka ca. 15.000.

Mogelijk waren dit resten van mensen die tijdens het transport en in het kamp overleden.
Dat behalve as ook beenderen werden gevonden, bewijst dat van "spoorloze verbranding" geen sprake was; dat deze relatief beperkte aantallen werden genoemd en geen honderdduizenden, geeft aan dat daarvoor geen aanwijzingen waren.
Hetzelfde gold voor door getuigen genoemde gaskamers en verbrandingsputten. Deze laatste zouden, als ze er waren geweest, onmogelijk door de Duitsers onzichtbaar kunnen zijn gemaakt.

Na de oorlog gevonden spoorwegdocumenten bevestigen dat in 1942 en 1943 grote aantallen Joden naar Treblinka werden gedeporteerd. Duitse spoorwegregisters vermelden treinen met "verhuizers" ("Umsiedler") en "werkers" ("Arbeiter") naar Treblinka vanuit plaatsen in Polen en andere landen. In juli 1942 werd gemeld dat er dagelijks 5.000 Joden naar Treblinka werden getransporteerd. Een register van de Duitse "Ostbahn" vermeldt dat speciale treinen werden ingezet om dagelijks "verhuizers" van Warschau naar Treblinka te vervoeren.
Ook melden verslagen dat in maart 1943 treinen van Wenen, Bulgarije en Griekenland naar Treblinka reden en er uit Wenen en Luxemburg personentreinen met Joden arriveerden waarin voedsel en medische verzorging werd verstrekt.
Die spoorwegregisters worden gebruikt als bewijs voor "vernietiging" van honderdduizenden Joden in Treblinka. Hoewel ze inderdaad Jodentransporten naar Treblinka bevestigen, zijn ze geen bewijs voor de later genoemde aantallen en ook niet voor de "vernietiging" van al die op transport gestelden.

Integendeel, alle feiten wijzen erop dat Treblinka een doorgangskamp was waar joodse gedeporteerden werden ontluisd en van hun bezittingen ontdaan, alvorens naar de Duits-bezette gebieden in Ruthenië en Rusland te worden gevoerd. (Zie Prof. Dr. Arthur Butz, The Hoax of the Twentieth Century (1983), blz. 221.; ook: Steffen Werner, Die Zweite Babylonische Gefangenschaft (1990), blz. 70-71, 171).
Berichten van uit Treblinka vertrekkende transporten naar Sovjet-gebieden wijzen daarop. Na de opstand in het getto van Warschau (april '43) werden Joden naar Treblinka gedeporteerd. Gedeporteerden bevestigden later dat treinen met vele honderden van verder gingen naar Lublin (Majdanek) en andere kampen. Voor Duitse rechtbanken werd na de oorlog verklaard dat duizenden via Treblinka naar andere kampen zijn overgebracht. Ook brieven en briefkaarten, verstuurd naar het getto van Warschau, afkomstig uit Wit Rusland, Oekraïne en Smolensk, van Joden die eerder naar Treblinka vervoerd waren wijzen daarop. Ook werd bericht over naar Treblinka getransporteerde Joden die later op andere plaatsen zouden zijn vermoord.

Verdere aanwijzingen voor de functie van doorgangskamp waren het korte bestaan van het kamp, het ontbreken van geheimhouding, de povere bewaking, het schaarse Duitse personeel, het kleine stukje grond voor het begraven van lijken, de afwezigheid van faciliteiten voor grootschalige lijkverbranding, het niet aantreffen van massagraven, enz.
Het veronderstelde vernietigingsgedeelte, Treblinka II, lag aan de spoorlijn die eindigde in het werkkamp Treblinka I. De arbeiders daar kwamen zowel op weg daar naartoe als terug langs het "vernietigingskamp".
Overbodig te zeggen dat voor "vergassingen" in Treblinka geen concrete bewijzen bestaan. In het Westduitse Treblinkaproces van 1951 kon niet één getuige verklaren ooit mensen te hebben zien worden vergast. Daarom ook kon het type gas dat zou zijn gebruikt nooit worden bepaald.
Enkele ex-gevangenen verklaarden nooit een gaskamer te hebben gezien en ook van anderen daarover nooit iets te hebben gehoord.

Kampcommandant Franz Stangl
Het Treblinka-verhaal is niet compleet zonder Franz Stangl, van maart tot september 1942 commandant van Sobibor en van september '42 tot augustus '43 van Treblinka. In 1970 stond hij terecht in Düsseldorf, waar hij tot levenslang werd veroordeeld wegens moord op 900.000 Joden. Een jaar later, vlak voor zijn dood, zou hij in de gevangenis zijn merkwaardige "bekentenis" afleggen tegenover een joodse schrijfster, Gitta Sereny.
Uit de procesverslagen blijkt dat Stangl persoonlijk geen moorden pleegde en de beschrijving van zijn optreden op z'n minst gedeeltelijk gefantaseerd waren. Voorbeeld is de beschrijving van zijn eerste bezoek aan Treblinka. Bij het station gekomen zou hij duizenden lijken liggend naast de rails hebben gezien, "honderden, nee duizenden lijken overal, rottend en ontbindend." En "in het station stond een trein vol Joden, sommigen dood, anderen levend..... het leek alsof die trein daar al dagen stond."Het relaas bereikt een hoogtepunt van absurditeit als Stangl uit zijn auto zou zijn gestapt en tot zijn knieën in het geld stond: "Ik wist niet waarheen ik moest gaan, welke kant ik op moest. Ik waadde door bankbiljetten, muntgeld, edelstenen, juwelen en kleding. Het was overal, over het hele plein." Het tafereel werd gecompleteerd door "dansende, zingende en muziekmakende dronken Warschause hoeren aan de andere kant van het prikkeldraad."

Om dit rechtbankverslag van een tot zijn knieën in de bankbiljetten en edelstenen wadende Stangl temidden van duizenden rottende lijken en zingende hoeren te geloven, moet men wel erg onnozel zijn. Als het niet over de joodse versie van "de holocaust" zou gaan, zou een normaal mens dit bestempelen als liederlijke nonsens.
De opmerking echter die aan Stangl's zogenaamde verklaringen het laatste restje geloofwaardigheid ontneemt is zijn antwoord op de vraag waarom volgens hem de Joden moesten worden uitgeroeid: "Ze (de nazi's) wilden hun geld".

Stangl ging tegen zijn vonnis in beroep en werd in de gevangenis geïnterviewd door de joods-Hongaarse schrijfster Gitta Sereny. Die voerde gedurende enkele weken 70 uur lang gesprekken met hem. De dag na het laatste afrondende gesprek overleed Stangl in zijn cel. Twee jaar later publiceerde Sereny haar boek over de gesprekken met Stangl Into that Darkness (De Duisternis Tegemoet, Uitgeverij Spectrum, ISBN 90-274-1332-0). Dat wordt thans beschouwd als een "standaardwerk" over Treblinka.
Zij claimt erin o.m. dat Stangl tegenover haar de systematische moord op honderdduizenden Joden zou hebben toegegeven.

Voor wie dat boek werkelijk heeft gelezen zoals ik, rijzen ernstige twijfels aan de juistheid en oprechtheid van wat Sereny stelt. Men krijgt de indruk van grote indirectheid en ontwijkende vraagstellingen. Het boek staat bol met contemplaties en amateur-gepsychologiseer en de lezer stelt zich voortdurend de vraag "waarom vraagt zij nu niet concreet naar die gaskamers? Waarom niets over de infrastructuur van de moordfabriek, waarom niets over het gebruikte gas, de verbrandingsmethoden, en al die andere vragen die elk voor zich de mysteries van Treblinka (en Sobibor en de andere kampen) zouden hebben kunnen oplossen.
In plaats daarvan bekruipt de lezer het gevoel dat Stangl aan Sereny te verstaan had gegeven dat zij van hem geen verhalen over gaskamers en systematische massamoord te horen zou krijgen omdat deze volgens hem niet waar waren. Een andere reden waarom Sereny als maar om de hete brij heen draait kan ik niet verzinnen.
Ook de Franse revisionist en taalgeleerde professor Faurisson vond haar boek "extreem vaag". Hij zocht contact met haar en vroeg waarom ze Stangl tijdens dat 70-urige interview nooit iets vroeg over de gaskamers. Het antwoord: "Ik heb er niet aan gedacht."

Kortgeleden trof ik op een interessante site van de Oekraïner Lubomyr Prytulak, http://www.ukar.org/ een brief aan die hij op 8 januari 2001 aan Sereny schreef en waarin hij haar enkele hoogst interessante vragen stelde over het interview met Stangl:

"Waarom zijn er geen bandopnamen van die gesprekken gemaakt? Hoe kunt u als historica de inhoud van intensieve gesprekken, waarvan sommige zoals u zegt 7 uur duurden, zonder fouten of vergissingen onthouden? Hoe kon u zich zonder bandopnamen wapenen tegen eventuele aantijgingen van onjuistheid of bedrog van de kant van Stangl of zijn familie? Hoe kon u zonder getypte transcriptie van de gesproken tekst Stangl overtuigen van uw integere motieven? Aangezien er geen derde persoon bij die gesprekken was en er niets werd vastgelegd is er ook geen enkele getuige van die volgens u historische bekentenissen van Stangl. Hoe kon Stangl controleren of wat u opschreef overeenkwam met wat hij werkelijk had gezegd? Aangezien Stangl vrijwel direct na afloop van de serie gesprekken overleed en het boek pas twee jaar later werd gepubliceerd, is er geen enkele zekerheid dat wat u publiceerde ook daadwerkelijk door Stangl is gezegd. (Heeft hij er überhaupt wel iets van gezien?) Is het voor een historica bij zo'n uitzonderlijk belangrijk interview niet onbegrijpelijk en onvergeeflijk om geen geluidsopnamen te maken en/of te zorgen voor een getuige?

Kortom, de "bekentenis" van Stangl, opgetekend in Sereny's "standaardwerk" Into that Darkness, is zowel methodologisch als historisch wetenschappelijk van nul en gener waarde.

Grondradaronderzoek: geen massagraven
Volgens Dipl.-Ing. Arnulf Neumaier neemt een massagraf voor 870.000 lijken minstens 100.000 kubieke meter ruimte in beslag, dat is 1 hectare van 10 meter diepte, of 2 ha van vijf meter diepte, of 5 ha 2 meter diep. Aan de bescheiden kant dunkt mij, want elke kubieke meter moet dan maar liefst 8,7 lijken bevatten. Maar goed, dit volgend betekent het dat bij een grafdiepte van 5 meter voor dit aantal lijken minstens 2 hectare grond nodig was.

Na alle tegenstrijdige, fantastische en onzinverhalen over Treblinka, werd in opdracht van het Australische Adelaïde Instituut, een revisionistische denktank, in 1999 forensisch bodemonderzoek uitgevoerd op het terrein van Treblinka II, en wel specifiek op de plaatsen waarvan holocausthistorici en de Encyclopedia of the Holocaust (1997) stellen dat daar 870.000 lijken respectievelijk begraven, weer opgegraven en spoorloos verbrand zouden zijn. Indien dat werkelijk het geval zou zijn geweest staat vast dat daarvan zichtbare sporen in de aardlagen moeten worden aangetroffen.

Een wetenschappelijk team forensisch-geologen onder leiding van de Australische ingenieur Richard Krege, onderzocht in oktober 1999 zes dagen lang de bodem van het kamp en haar omgeving. Zij maakten o.m. gebruik van Ground Penetration Radar (GPR), waarmee aardlagen tot op 30 meter diepte nauwkeurig kunnen worden gescand en zuiver in kaart gebracht. Geologen, archeologen en forensisch deskundigen over de gehele wereld gebruiken dit soort apparatuur. Krege voerde daarnaast visuele bodemcontroles uit en nam grondmonsters op de relevante plaatsen.

Hoewel de gehele Treblinka II locatie en de onmiddellijke omgeving, in het bijzonder de plaatsen waar de veronderstelde massagraven zich hebben moeten bevinden, aldus zorgvuldig werden onderzocht, werden geen aanwijzingen gevonden die erop wijzen dat de grondstructuur daar ooit verstoord is geweest, laat staan dat daar ooit honderdduizenden lichamen zijn begraven/opgegraven. Ook vond het team geen graven, botresten, menselijke as of houtas, restanten van bouwwerken, enz. bij Treblinka II.

"Onze scans stelden de ongeschonden horizontale ordening van de grondlagen (geologisch aangeduid als 'horizons') onder het kampterrein vast," zegt Krege. Een feit is dat bij graven en andere plaatsen waar de bodem is omgewoeld, de aardlagen daar volkomen verstoord zijn of helemaal zijn verdwenen." Krege benadrukte dat verstoringen in de grondlagen zich niet herstellen en als die verstoringen er zijn geweest, ze zestig jaar na dato nog duidelijk kunnen worden vastgesteld.

"Historici zeggen dat de lijken aan het eind van het bestaan van het kamp in 1943 zijn opgegraven en verbrand, maar wij vonden geen aanwijzingen dat daar ooit massagraven zijn geweest," zegt hij. "Persoonlijk geloof ik niet dat daar een vernietigingskamp is geweest." Niettemin meent Krege dat verder onderzoek nodig is.
Hij stelde voor een onafhankelijke internationale commissie van gespecialiseerde deskundigen in het leven te roepen, liefst onder auspiciën van de Verenigde Naties. Deze zou onderzoek moeten gaan doen op alle plaatsen waar Duitse concentratiekampen hebben gestaan.

 

Grondradarscan tot 6 meter diepte onder Treblinka II. De intact zijnde "horizons" van de aardlagen zijn duidelijk zichtbaar.
Noch onder het kamp, noch op plaatsen van veronderstelde massagraven, noch rond het kamp werden grondverstoringen van betekenis gemeten.

Persoonlijk acht ik Krege's voorstel voor onderzoek door een onafhankelijke internationale commissie van deskundigen - hoewel volkomen terecht - tamelijk naïef: immers, de almachtige joodse holocaustlobby zal nooit toestaan dat de objectieve waarheid over Duitse "vernietigingskampen" in het openbaar wordt vastgesteld. Hoewel alweer zes jaar geleden, is er dan ook niets meer van dit lovenswaardige voorstel van Krege gehoord.

Een verslag van het onderzoek van Ir. Richard Krege 'Vernichtungslager' Treblinka: archäologisch betrachtet, is o.m. gepubliceerd in Vierteljarhreshefte für freie Geschichtsforschung, juni 2000, 4e jaargang, deel 1, blz. 62-64. Ook te vinden op http://vho.org/VffG/2000/1/Krege62-64.html

Toen revisioniste Ingrid Weckert het Yad Vashem Holocaustmuseum in Israël bezocht om zich over Treblinka te laten informeren, zei een Israëlische medewerkster tegen haar:

"We weten allang dat er geen vernietigingskamp Treblinka heeft bestaan. Israëlische wetenschappers, historici en geologen hebben de door getuigen beschreven plaatsen herhaaldelijk uitvoerig onderzocht. Zo'n kamp en zulke gebeurtenissen hadden sporen moeten nalaten. Maar die sporen zijn er niet. Het ware probleem van Treblinka zijn de getuigenverklaringen."

Uiteraard is er nooit concreet bewijs gevonden voor het vermoorden van 870.000 of meer Joden in Treblinka. Dat is echter geen probleem. Tenminste, voor mij niet, want ik verwachtte niets anders en voor de gelovigen in de Joodse Holocaust Versie ook niet: zij geloven ook wel zonder bewijzen. En, er zijn immers voor alles toch altijd "getuigen" te vinden?

[De directeur van het Adelaïde Instituut, dat het onderzoek van Krege financierde, de Australiër(!!) Dr. Frederick Töben, werd in 1999 bij een bezoek aan Duitsland door het tuig van de hedendaagse Duitse Holocaust Inquisitie gearresteerd en zeven maanden gevangen gezet wegens "ontkenning van de holocaust".]

 
44. DE NAZI'S EN DE "PERFECTE" MILJOENENMOORD

Een crematoriummedewerker keek op een ochtend vreemd op toen hij op zijn werk kwam. Er was een ruit ingeslagen en aan voetsporen te zien had een aantal mensen zich toegang tot het pand verschaft. Hij liep door het gebouw om te zien wat er was ontvreemd. Niets. Wel ontdekte hij dat de crematoriumoven voluit brandde. Toen hij erin keek lag daar alleen een hoopje as.

Was dit de perfecte moord? Neen. Daarvoor is veel meer nodig. Het laten verdwijnen van het lijk is één, maar daarnaast moet nog aan een eindeloze reeks andere voorwaarden worden voldaan om te voorkomen dat de moord en de pleger(s) worden ontdekt, bijvoorbeeld:

A. Het slachtoffer mag geen vermoeden hebben van een plan hem of haar te vermoorden.

B. Niemand mag weten wie voor het laatst contact heeft gehad met het slachtoffer.

C. Er mag geen duidelijk motief zijn en elk mogelijk voordeel voor de dader roept verdenking op.

D. Er mogen geen getuigen bij voorbereiden of plegen zijn.

E. Het lijk of restanten daarvan mogen nooit worden gevonden; zelfs na crematie kan de identiteit van het slachtoffer nog worden aangetoond.

F. Er mag geen spoor van het moordwapen zijn omdat dat naar de dader kan leiden.

G. Het geringste vermoeden van moord is al voldoende om forensisch onderzoek op gang te brengen, dat vrijwel zonder uitzondering tot reconstructie van de gebeurtenissen en tot ontdekking van de dader leidt.

Niet voldoen aan één of meer van deze voorwaarden leidt bij enkelvoudige moord in de meeste gevallen tot oplossing. Bij meervoudige moord is het oplossingspercentage nog hoger.

Een miljoenenmoord als "de holocaust" kan onmogelijk verborgen worden gehouden. De voorbereiders en plegers daarvan moeten wel apert ontoerekeningsvatbaar zijn geweest als zij dat ook maar één moment in ernst zouden hebben gedacht. Te waanzinnig voor woorden.

Niettemin wil de Joodse Holocaust Versie ons laten geloven dat de nazi's zo gestoord waren dat zij er serieus naar streefden een miljoenenmoord "geheim" te houden.

Laten we eens zien of en in hoeverre de nazi's poogden bovenstaande essentiele punten "geheim" te houden.

(A.) De slachtoffers mogen niet het geringste vermoeden van de moordplannen hebben." Honderdduizenden Joden emigreerden voor het uitbreken van de oorlog, Hitler schreeuwde vóór en na 1933 van de daken dat hij de Joden zou "vernietigen", vanaf het begin van de oorlog verspreidden de Geallieerden in Polen miljoenen pamfletten waarin stond dat ze vergast zouden gaan worden, het geruchtencircuit onder Joden sprak over niets anders, enz.
Toch wil de JHV ons thans doen geloven dat er geen flauw vermoeden bestond van criminele plannen van de nazi's en miljoenen Joden zich massaal met een handdoek en een stukje zeep als makke schapen naar de slachtbank lieten leiden.
Weliswaar hadden beoogde slachtoffers geen zekerheid over eventuele moordplannen, maar daarover leefden - terecht of niet terecht - sterke vermoedens.

Aan deze eis van het verborgen houden van massamoord was daarmee bij voorbaat al niet voldaan.

(B.) Niemand mag weten wie voor het laatst contact heeft gehad met de slachtoffers.
In het geval van "de holocaust" is duidelijk dat de hele wereld wist dat de Joden door de nazi's werden vervolgd, opgepakt, op transport gesteld naar met naam en toenaam bekende concentratiekampen en volgens verhalen daar vergast/gekookt/gestikt/geëlektrocuteerd, enz.

De daders van die veronderstelde massamoord stonden vast nog voor ze waren begonnen.

(C.) Er mag geen duidelijk motief zijn en elk vermoedelijk voordeel voor de dader roept verdenking op.
De holocaustpromotie beweert al zestig jaar dat de nazi's motieven hadden om alle Joden uit te roeien. Die motieven kwamen volgens hen weliswaar voort uit geheel ongemotiveerde pathologische haat van de Duitsers tegen Joden, maar ook ongemotiveerde pathologische haat is een motief.
Dat de nazi's voordeel hadden bij het vermoorden van zes miljoen Joden moet ook blijken uit talloze holocaustboeken: de nazi's waren uit op diefstal van geld, onroerend goed, kunst, ze zouden zeep maken uit Jodenvet ("Reines Iüdisches Fett"), kunstmest van lijken, lampekappen van huid, enz.

Daar staat tegenover dat de nazi's in werkelijkheid veel meer belang hadden bij zes miljoen werkende Joden die konden helpen de rampzalige tekorten aan oorlogsmaterieel en van alles en nog wat te verlichten. Maar volgens de JHV won blinde Jodenhaat het van steun aan het voortbestaan van Duitsland.

Echter, volgens de Joodse Holocaust Versie hadden de Duitsers dus wel degelijk motieven voor miljoenenmoord.

(D.) Men moet ervoor zorgen dat er geen getuigen bij het voorbereiden en plegen zijn.
Dit is de reden dat massamoord nooit "perfect", d.w.z. geheim te houden is. Afgezien van omvangrijke voorbereidingen op beleidsmatig, organisatorisch en logistiek gebied, waren er nog de tijdrovende bouw van noodzakelijke faciliteiten en complexe transporten door heel Europa. Ook bij de veronderstelde vergassingen zelf en het "onvindbaar" maken van de lijken moesten tienduizenden mensen worden betrokken.
De Joodse Holocaust Versie stelt dan ook over (indirecte) getuigen te beschikken.

Ook aan de eis "geen getuigen" werd (uiteraard) niet voldaan.

(E.) Het lijk of enig restant daarvan mag nooit worden gevonden; zelfs na crematie kan nog worden aangetoond wie de gecremeerde was.
Hierin zijn de nazi's (volgens de JHV) kennelijk wonderbaarlijk succesvol geweest. Wordt bij een gewone moord het lijk vroeger of later vrijwel altijd gevonden, van de veronderstelde miljoenen vergassingsslachtoffers is er nooit één gevonden.
Onmiddellijk na de bevrijding stuurden de Geallieerden teams de kampen in om sectie op alle daar liggende lijken te verrichten. Dr. Charles Larson, destijds Amerika's meest vooraanstaande patholoog-anatoom, onderzocht in de Duitse kampen dagelijks honderden lijken en stelde vast dat er niet één was omgekomen door gas. Hij noemde berichten over vergassingen daarom "bedrog."

Omdat er van die miljoenen vergasten nooit lijken zijn gevonden, mogen wij dan - net zoals deze Amerikaanse patholoog-anatoom - spreken van "bedrog"? Nee, zegt de JHV, die lijken waren er wel, maar de nazi's (die zo dom waren volstrekt onbruikbare "gaskamers" te gebruiken en met ineffectief Dieseluitlaatgas en insecticide "vergasten") waren zo slim dat ze erin slaagden die spoorloos te laten verdwijnen.....

Hoe dan ook, juist op dit moeilijkste punt voldeden de nazi's volgens het holocaustestablishment geheel aan de eisen voor de perfecte miljoenenmoord. Jammer alleen dat zij niet kunnen verklaren hoe dat gebeurde.

(F.) Er mag geen spoor van het moordwapen zijn omdat dat naar het slachtoffer en dus de dader kan leiden.
Ook hierin slaagden de Duitsers voor een deel, zij het geholpen door bovennatuurlijke machten en de Russen, die de "gaskamers" van Birkenau voor hen opbliezen.

Dat er bij het verdwijnen van de moordwapens ook bovennatuurlijke krachten betrokken moeten zijn geweest wordt duidelijk als men zich realiseert dat in de zogenaamde overblijfselen van die "gaskamers" resten van Pruisisch Blauw ontbreken. Een stof die altijd ontstaat als blauwzuur in aanraking komt met bouwmaterialen, daarin diep doordringt en eeuwig aanwezig blijft.

De Sovjets waren daarbij ook zeer behulpzaam: zij waren het die na de oorlog de beruchte gaskamers van Auschwitz-Birkenau opbliezen en niet ­ zoals steevast wordt beweerd - de Duitsers. Waarom niet de Duitsers maar de Russen drie van de vier "gaskamers" opbliezen is nog niet opgehelderd. Ook niet waarom altijd is volgehouden dat de nazi's dit gedaan zouden hebben.
Alle andere na de oorlog getoonde "gaskamers" zowel in Duitsland als in Polen, zijn bewezen fake bouwsels.
De (nietszeggende) "gaskamers" zijn er als we de holocaustlobby moeten geloven, de bijbehorende gifsporen ontbreken echter.

Niettemin, slaagden de Duitsers er volgens de JHV niet in de sporen van hun moordwapens te verbergen.

(G.) Het geringste vermoeden van moord is voldoende om forensisch onderzoek op gang te brengen, onderzoek dat vrijwel zonder uitzondering tot nauwkeurige reconstructie van gebeurtenissen en daardoor tot ontdekking van de dader(s) leidt.

Die vermoedens van moord bestonden zelfs al vóór de oorlog, dus ook aan deze voorwaarde werd niet voldaan.
Jammer alleen dat het bijbehorende noodzakelijke forensische onderzoek nooit heeft plaatsgevonden. De redenen daarvoor zijn tot op de dag van vandaag onopgehelderd.

Ondanks dat volgens de Joodse holocaustversie de nazi's hun miljoenenmoord "onder uiterste geheimhouding" pleegden, voldeden zij daaraan in de praktijk op geen enkel belangrijk punt (afgezien van het spoorloos laten verdwijnen van miljoenen lijken).

Maar welke maatregelen namen de nazi's eigenlijk zelf om die aan hen toegedichte "uiterste geheimhouding" te waarborgen?
Wie besluit tot "geheimhouding" moet zoals we hebben gezien op een oneindig aantal details uiterste zorgvuldigheid betrachten en dat pijnlijk nauwkeurig handhaven, anders is elke poging tot geheimhouding zinloos.
Een bekend gegeven is dat als meer dan één persoon een geheim heeft, het geen geheim meer is. Bij de voorbereiding van de veronderstelde "holocaust" waren tienduizenden mensen betrokken. Bij de veronderstelde uitvoering honderdduizend of meer.

Miljoenen mensen in heel Europa waren getuige van het wegvoeren van Joden. Honderden miljoenen over de hele wereld wisten ervan.
Iedereen wist tevoren al wat de bestemming van transporten waren. Nederlandse Joden uit Westerbork gingen wekelijks op transport naar kampen waarvan bekend was welke dat waren. Bestemming en frequentie waren niet geheim. Aangenomen kan worden dat alle Joden tevoren wisten naar welk kamp zij werden gebracht. Ook ontelbare niet-Joden waren daarvan op de hoogte.

In kampen zoals Auschwitz werden honderdduizenden Joden en niet-Joden in grote getale door elkaar gehuisvest en tewerk gesteld. Daar was geen enkele scheiding tussen Joden niet-Joden. Wie gaat er nu te vergassen groepen Joden in barakken huisvesten tussen niet-Joden uit alle delen van Europa? In elk geval niet zij die plannen hebben om die Joden massaal en successievelijk te "vergassen". In Auschwitz en de andere kampen was geen sprake van segregatie tussen Joden en niet-Joden, een eerste voorwaarde voor "geheimhouding."

De crematoria met zogenaamde gaskamers waren gesitueerd op een steenworp afstand van woonbarakken, keukens, ziekenhuizen, enzovoort. Noch "gaskamers" noch de kampen zelf waren visueel afgeschermd van de omgeving. Ze waren volkomen zichtbaar en benaderbaar voor kampingezetenen, arbeiders, leveranciers, etc. Hoe kan men ons in ernst laten geloven dat hier sprake was van "geheimhouding"?

Natuurlijk, als men het idee van miljoenenmoord in "gaskamers" voor het grote publiek aannemelijk wil maken, moet de suggestie worden gewekt dat dit allemaal "in het diepste geheim" gebeurde. Ook moest massale paniek onder de slachtoffers worden voorkomen. Maar, hoewel van enige geheimhouding geen sprake was, was er merkwaardig genoeg tijdens die hele "holocaust", in geen van de "vernietigingskampen" ooit sprake van massale paniek.

De ene na de andere groep van tussen de vijf- en twaalfduizend slachtoffers liet zich dag-in-dag-uit met een handdoek en een stukje zeep de crematoria ("gaskamers") invoeren, de dood tegemoet. Dat kon inderdaad alleen maar blijven doorgaan bij "uiterste geheimhouding", die er echter in het geheel niet was.....

"Geen geheimhouding, geen holocaust", zo eenvoudig is het. Echter, die "geheimhouding" blijkt een totale fictie......

 

 
45 en 46 "GEHEIMTAAL" EN VERNIETIGING VAN BELASTENDE DOCUMENTEN

In Hoofdstuk 6 "Codetaal: een hersenschim" is uitvoerig beargumenteerd dat de theorie van "Gecodeerd Taalgebruik", waarop de Joodse Holocaust-Versie voor een belangrijk deel rust, een verzinsel is: niet alleen bestaan daarvoor geen concrete aanwijzingen, er zijn ook geen getuigen van. Nooit bevestigde iemand dat de nazi's codetaal gebruikten; nooit verklaarde iemand getuige te zijn geweest van vernietiging van belastende documenten.

Een ander populair fenomeen in de holocaustliteratuur is de bewust opgeroepen gedachte dat de nazi's aan het eind van de oorlog alle belastende documenten welke zich in hun uitgebreide archieven en administraties bevonden, vernietigden. "Daarom zijn er geen documentaire bewijzen voor systematische massamoord op de Joden."

"De nazi's vernietigden alles vóór het in handen van de Geallieerden kon vallen." Deze verontschuldiging impliceert dat er inderdaad geen enkel document bestaat waarmee "de holocaust" kan worden bewezen.
Vlak voor hun terugtocht zouden zij de sporen hebben uitgewist door alle documenten over de systematische massamoord uit hun enorme administratieve archieven hebben opgespoord en vernietigd.

Wie zich realiseert over welke gigantische hoeveelheden documenten men het dan heeft, en ook dat er van elk document tientallen over heel Europa verspreid lagen tot in de haarvaten van de Duitse bureaucratie, die kan niet anders dan concluderen dat dit ongeloofwaardig is.
Bovendien is er (men is geneigd te zeggen uiteraard) niet één functionaris gevonden welke van de uitvoering van zo'n gigantische operatie of opdracht kan getuigen
.
Wie zich realiseert dat na de oorlog een leger historici jarenlang alle Duitse archiefbestanden met het vergrootglas heeft nageplozen en daarin niets van bewijs vond voor de JHV, beseft waarom het fenomeen "codetaal" werd uitgevonden. Merkwaardig genoeg wordt nu enerzijds gezegd dat de Duitsers alle bewijzen vernietigden, terwijl door joodse historici vrijwel uitsluitend belastende documenten werden gevonden met het zogenaamde "gecodeerde taalgebruik". . .

Men moet toch wel extreem naïef zijn om te geloven dat de laatste commandant van Auschwitz, Bär, vlak voor de evacuatie in het voorjaar van 1945 tegen zijn ondergeschikten zou hebben gezegd:
"Zoek uit alle documenten (ca. 90.000) die ertussen uit welke de vergassing van de Joden bewijzen en laat de rest intact achter voor de Russen!"
Dit zou volslagen krankzinnig zijn omdat selectief schonen van de archieven maanden zou duren, terwijl in een paar uur de gehele hoeveelheid documenten verbrand kon zijn.

Selectieve "vernietiging van bewijzen" heeft dan ook nooit plaatsgevonden. Complete administraties zijn in handen gevallen van de Geallieerden en de Russen. Dat daarin nooit één document is gevonden over "vergassingen" in Auschwitz of elders komt omdat die "vergassingen" kennelijk nooit hebben plaatsgevonden.

De bekendste 'Holocausthistorici' die ondanks de volledige afwezigheid van overtuigende bewijzen de JHV staande proberen te houden zijn: Raoul Hilberg, Jean-Claude Pressac, Gerald Reitlinger, Lucy Dawidowicz, Eugen Kogon, Hermann Langbein, Adalbert Rückerl, Gideon Hausner, Germaine Tillion, Georges Wellers en Robert Jan van Pelt.

Holocaustprofessor en illusionist: Robert Jan van Pelt

Van deze verdedigers van de vernietigingstheorie sta ik even stil bij wellicht de bekendste van hen op dit moment, Robert Jan van Pelt, een halfjoodse Nederlands-Canadese professor. Deze Van Pelt, in de eerste plaats holocaust-theomaan en in de laatste plaats wetenschapper, wringt zich in allerlei bochten om de non-existence van forensische bewijzen voor de JHV weg te redeneren.
Zijn redeneringen tonen het wanhopige gebrek aan bewijs waarvoor de "holocaustwetenschap" zich ziet geplaatst en tegelijk het treurigmakende niveau daarvan.

Van Pelt maakt niettemin (of juist daardoor) furore in Holocaustland omdat hij een begaafd illusionist is: uit niets maakt hij de illusie van iets.

Zo stelt hij bijvoorbeeld dat "convergentie" (een moeilijk woord voor samenvallen van bewijzen) de joodse holocaust "bewijst". Hij bedoelt daarmee dat als meerdere omstandigheden elk voor zich niets bewijzen, de optelsom ervan het bewijs levert. Zeg maar 0 + 0 = 1 dus.

Een revisionistische professor, Mark Weber van het IHR, wees op het lariekoekgehalte daarvan: zo kan men ook "vergassingen" in Dachau (waar nooit is vergast) "bewijzen": het "convergerend bewijs" voor Dachau is overtuigender dan voor Auschwitz. Of de "stoomkamers" van Treblinka, waarvoor "ooggetuigen", rapporten van de Amerikaanse Geheime Dienst en een Poolse staatscommissie de "definitieve bewijzen" presenteerden.

Maar goed, als Van Pelt inderdaad "convergentie" als bewijsvorm accepteert, dan moet hij dat niet selectief doen alleen voor "de holocaust", maar ook hier: Omdat er geen Führerbevel, geen Plannen, geen Documenten, geen bruikbare Gaskamers, geen Stoffelijke resten en geen Demografische aanwijzingen zijn die op een "holocaust" wijzen, is convergerend het bewijs geleverd dat er nooit een joodse versie van "de holocaust" is geweest.

Of deze, ook een leuke "convergentie": De joodse dominantie over de media, legislatuur, internationale banksyndicaten, de economie, de heersende kringen in de VS, Engeland, enz. vormen convergerend het bewijs voor een joodse samenzwering.

Om het vergassingsverhaal staande te kunnen houden introduceerde Van Pelt een zelfs voor holocausthistorici bizarre en genante ontologische bewijsvoeringtechniek. Refererend aan bisschop John Wilkins, die leefde op het hoogtepunt van de heksenvervolging (1614-1672), stelt hij dat: "de getuigenissen en bewijzen van na de oorlog het tot een morele zekerheid hebben gemaakt dat er van midden 1942 tot najaar 1944 gaskamers in Auschwitz functioneerden".

Van Pelt bedoelt dat iedereen die deze "morele zekerheid" over de Joodse Versie van "de Holocaust" niet heeft, immoreel is. Dat je niet "eerbaar" bent als je die zekerheid ontbeert. Dat je niet voldoet aan ethische normen als je zijn "zekerheid" over "gaskamers" op grond van de feiten niet deelt. Wat verbeeldt de man zich? Hij tracht hiermee het bestaan van "gaskamers" te "bewijzen" tot in het ongerijmde.
Omdat het voor hem als holocaustgelovige "immoreel" is niet in "gaskamers" te geloven, zijn ze daarmee tegelijk "bewezen". Voor hém als gelovige wellicht, maar een professor behoort te weten dat bewijs pas bewijs is als de werkelijkheid voor ieder controleerbaar op basis van objectieve feiten kan worden aangetoond, anders dan op grond van subjectieve moraliteiten. Voor tallozen is het een morele zekerheid dat God bestaat. Is dat daarmee nu ook bewezen?

Men vraagt zich af, of deze holocaustgelovige professor zich wel realiseert dat het absurde en criminele bewijsvoeringtechnieken als de zijne waren, die in een gruwelijk verleden tallozen op brandstapels en pijnbanken deed sterven. Hij kent toch wel de gevolgen van "getuigenissen en bewijzen sinds de Middeleeuwen" die de nazi's de "morele zekerheid" verschaften dat de Joden niet deugden.?"

Professor Van Pelt diskwalificeert zich ook als individu, met zijn minachtende uitspraken over "de gek" Fred Leuchter, de man die voor het eerst in de geschiedenis "de gaskamers" van Auschwitz forensisch-wetenschappelijk onderzocht:
"Auschwitz is het Heiligste der Heiligheden. Ik heb me er jaren op voorbereid er naar toe te gaan. En dan komt er een gek [Leuchter] geheel onvoorbereid, het is Heiligschennis! Iemand die het Heiligste van het Heilige binnenkomt en wie dat niets kan verdommen".
Vergelijk Van Pelt met iemand wiens vrouw in de kelder is omgebracht en dan de rechercheur die dat komt onderzoeken een "gek" noemt die hij beschuldigt van Kelder-Heiligschennis..

Natuurlijk, men mag een religie niet onderzoeken, dat kan tot de waarheid daarover leiden en dat is "heiligschennis".....

De volgende professorale ontboezeming toont aan wie de werkelijke dwaas is:
"Als definitief wordt aangetoond dat de Revisionisten gelijk hebben dan zullen we ons gevoel voor de Tweede Wereldoorlog verliezen, we zullen ons gevoel verliezen voor wat Democratie is. De Tweede Wereldoorlog was een morele oorlog, het was een oorlog tussen Goed en Kwaad. En wanneer we de kern van deze oorlog, welke in feite Auschwitz is, uit dat beeld verwijderen, dan wordt al het andere onbegrijpelijk. Dan eindigen we allemaal in het Gekkenhuis."
Schizofrene dweepzucht ten voeten uit. Voor Van Pelt is het alternatief voor JHV-religie het gekkenhuis. Verstandiger mensen weten dat theomanie zoals het zijne en psychiatrische inrichtingen in elkaars verlengde liggen. "...ons gevoel voor de Tweede Wereldoorlog verliezen". De man is getroubleerd! Waren er alleen maar Joden in deze oorlog en niet Vijftig Miljoen andere doden? Welnee, Van Pelt "verliest zijn gevoel voor de oorlog" als in Auschwitz geen Joden vergast blijken te zijn. Jammer voor die 50 miljoen niet-Joden, maar Van Pelt heeft dan geen gevoel meer voor deze oorlog! Beter zou men de dwaas genoemd professor Van Pelt negeren, maar we zullen deze coryfee in Holocaustland ongetwijfeld nog tegenkomen.

Zijn succes daarin dankt hij aan zijn vermogen om in (dat moet gezegd) knappe compilaties van nietszeggende ditjes en datjes de illusie te wekken van een overtuigend betoog. Hij is een succesvolle loopbaan als tweedehands-autohandelaar misgelopen, want hij zal menigeen er van kunnen overtuigen dat de kneus-van-de-maand de auto is waarop u al jaren wacht. Briljante betogen à la van Van Pelt hebben jammer genoeg één tekortkoming: ze staan mijlenver van de werkelijkheid.
Samen met Debórah Dwork schreef hij het boek Auschwitz. Meer dan driehonderd bladzijden wacht de kritische lezer gespannen af: wanneer komen we nu bij wat hij steeds noemt "de overweldigende hoeveelheid bewijzen van gaskamers en systematische massamoord?" Helaas, zoals bij elke illusionist, de feiten die het hele verhaal moeten dragen, komen niet. Alles is "ad verbotenus" en "ad populum", dus gestoeld op bij de lezer bestaande vooroordelen.

Vergelijk Van Pelt met verbaal begaafde intellectuelen uit vroeger tijden die, zonder dat daar een speld tussen viel te krijgen, aantoonden op welke 60 plaatsen van een vrouwenlichaam men de sporen van gemeenschap met de Duivel kon aantreffen. Werden die sporen niet gevonden, dan..... ging de beschuldigde vrouw op de brandstapel! Immers, het bewijs à la Van Pelt was geleverd: de slimme Duivel (evenals Hitler!) laat immers geen sporen na van zijn wandaden!

Van Pelt laat als handig illusionist zijn gehoor geloven iets te hebben waargenomen wat er niet is. Hij noemt uiteraard geen enkele bron uit de deskundigenliteratuur over toxicologie, chemie, mechanica, architectuur of forensische wetenschappen. Maakt niet één correcte berekening en gaat voorbij aan onderzoeken van deskundigen als Germar Rudolf, Carlo Mattogno, Franco Deana, Werner Rademacher en Friedrich Paul Berg.

Ook de Van Pelt shuffle zal de JHV niet overeind kunnen houden. Zijn bizarre bewijsvoeringtechniek exposeert zowel de zwakte van de JHV als de validiteit van de revisionistische argumenten. Het Holocaustschip maakt steeds verder slagzij, totdat het onvermijdelijk zal kelderen.

Vriendelijke groet van King Arthur, speciaal voor professor Van Pelt.

 
47. LUCHTFOTO'S TONEN GEEN MASSAVERNIETIGING

Fotografische luchtverkenning speelde in de Tweede Wereldoorlog een belangrijke rol bij alle oorlogvoerenden. De technieken waren reeds zodanig verfijnd dat men de mogelijkheid had vijandelijke objecten en activiteiten driedimensionaal in beeld te brengen, waardoor uiterst accurate beoordelingen van uit de lucht konden worden verricht.
Met stereoscopische luchtfotografie maakt men na elkaar twee foto's van hetzelfde gebied, waarbij door de beweging van het vliegtuig de hoek waaronder de foto's worden genomen verschilt. Als beide foto's door een stereoscoop worden bekeken, één foto voor elk oog, ontstaat een driedimensionaal effect, dat verschillen tussen platte en verticale voorwerpen op de grond weergeeft.
Het beoordelen van luchtfoto's werd aldus een hoog ontwikkeld specialisme dat aan de gemaakte opnamen grote meerwaarde gaf.

Al vanaf 1938 maakte luchtfotografie vanaf grote hoogte zgn. foto-archeologie mogelijk, waarmee nederzettingen, wegen, rivieren, begraafplaatsen, enz. uit de oudheid zichtbaar konden worden gemaakt, zelfs als die zich onder het aardoppervlak bevonden.

Duitsers, Amerikanen, Britten en Sovjets maakten gedurende de oorlog enorme aantallen luchtfoto's van heel Europa. Recentelijk werden miljoenen daarvan openbaar gemaakt, onder meer door de Britten in The Aerial Reconnaissance Archives (TARA) van de Keele University, een archief met 5,5 miljoen foto's. Duizenden daarvan zijn van de Duitse kampen en de gebieden daaromheen.

Wat luchtfoto's van "vernietigingskampen" zoals Auschwitz tonen, is o.m. te zien op de site http://www.air-photo.com/ van de Amerikaanse luchtfoto-beoordelingsdeskundige John Clive Ball.

 

Babi Yar ravijn bij Kiev
Ball toonde bijvoorbeeld met luchtfoto's als bovenstaande van het Babi Yar ravijn bij Kiev, dat de gemelde massamoord op meer dan 100.000 joden daar niet heeft plaatsgevonden.
Deze foto van 26 september 1943 toont dat gebied, vlakbij de joodse begraafplaats (linksonder), in de periode dat daar volgens getuigen tienduizenden joodse lijken zouden zijn begraven, weer opgegraven en op stapels verbrand. Op de foto is in het betreffende natuurgebied niets waar te nemen van opgravingactiviteiten en/of verbrandingen of welke activiteit dan ook.

De getuigenissen over deze zogenaamde massamoord zijn zo onsamenhangend en ridicuul dat het tijdsverspilling is daarbij stil te staan. Uiteraard werden door de communisten na de oorlog geen pogingen gedaan eventuele stoffelijke resten of forensische aanwijzingen voor deze veronderstelde massamoord te vinden. Integendeel, het gebied werd na de oorlog als vuilstort gebruikt en later werd er een afvalverwerkingsbedrijf gevestigd. Bepaald niet de manier om de waarheid over die zogenaamde massavernietiging aan te tonen en al helemaal niet om recht te doen aan de nagedachtenis van tienduizenden veronderstelde vermoorde burgers. Gelukkig tonen de luchtfoto's onweerlegbaar aan dat er op die plaats in het geheel geen massamoord is geweest. (Herbert Tiedemann, Babi Yar: Critical Questions and Comments. Dissecting the Holocaust, blz. 501-528.)

 

Treblinka, november 1944

Luchtopname van het "vernietigingskamp" Treblinka, november 1944. Te zien is dat de omliggende landerijen letterlijk tot aan de grens van het kamp waren gecultiveerd. Door het vlakke, onbeboste landschap was het kamp vanaf de weg, de omliggende velden en de plaats Wolka Okraglik op slechts een halve kilometer afstand, onbelemmerd zichtbaar.
De plek ten zuidoosten van het kamp, waar volgens "ooggetuigen" vele honderdduizenden vermoorde gevangenen begraven zijn geweest, is niet groter dan 1 hectare; daar kunnen onmogelijk meer dan 100.000 lichamen begraven zijn geweest. Archeologisch onderzoek daar heeft echter niets opgeleverd, zelfs geen omgewoelde grond.

Afgezien van de foto's hierboven, die niets van beweerde massamoorden tonen, is er onder vele honderdduizenden andere niet één die enig bewijs of zelfs maar de geringste aanwijzing levert voor de veronderstelde systematische miljoenenmoord. Niet één.

(Bron: John Clive Ball, Air Photo Evidence, Auschwitz, Treblinka, Majdanek, Sobibor, Bergen Belsen, Belzec, Babi Yar, Katyn Forest. World War II photos of alleged mass murder camps, Ball Resource Services Ltd., Delta/BC, Canada, 1992, pp. 9 and 13, in: Dissecting the Holocaust, blz. 269-282.)

 
48. en 49. DE MYTHE VAN "GEHEIMHOUDING"

Hoewel de holocaustliteratuur doorlopend beweert dat over en in de Poolse "vernietigingskampen", sprake was van "strikte geheimhouding", was daarvan in werkelijkheid geen sprake. Niet alleen getuigenissen en luchtfoto's van Treblinka en Auschwitz tonen dat aan, ook talloze andere omstandigheden bevestigen dat.

Een van de voorbeelden is de serie van 193 foto's van het zgn. Auschwitz Album, waarvan ik er in Hoofdstuk 40 enkele afbeeldde. Deze foto's, begin juni 1944 door Duitse soldaten gemaakt, werden bij toeval aangetroffen. Dat bewijst het feit dat gedurende de oorlog Duitse soldaten aan het front en elders, op grote schaal privé-foto's namen. Die kwamen op allerlei plaatsen terecht. Het feit dat Duitse soldaten in Auschwitz willekeurig foto's konden nemen, verhoudt zich ook al niet met die zogenaamde "strikte geheimhouding".

Rondom Auschwitz stonden (en staan nog steeds) borden met "Vorsicht, Hochspannung". Een verbod op fotograferen is daar nooit waargenomen. Ook niet in de tienduizenden documenten die in het kamp werden gevonden.
Een andere aanwijzing is dat getuigen spreken over een verpestende stank van verbrande lijken rond Auschwitz, waarneembaar voor de gehele omgeving. Dat crematoria geen stank verspreiden maar dat die afkomstig was van het nabijgelegen chemische complex Monowitz, laten we maar even terzijde. Stel dat inderdaad die verpestende stank, zoals de JHV zegt, afkomstig was van tienduizenden verbrande lijken, hoe valt dat te rijmen met "uiterste geheimhouding"? Weet u dat?

Thies Christophersen, luitenant bij de Wehrmacht, door de media consequent "ex-SS er" genoemd, was na verwondingen drie jaar lang gestationeerd in Oekraïne, waar hij als landbouwkundige een project leidde voor winning van grondstof voor surrogaatrubber (latex) uit paardebloemen. Bij het oprukken van het Rode Leger werd hij naar Auschwitz overgeplaatst. Hij bleef daar van januari tot december 1944 en had leiding over een agrarisch project waaraan 200 vrouwen uit het nabijgelegen Raisko kamp en 100 mannen uit Birkenau werkten. Hoewel hij regelmatig in Birkenau kwam en daar vrij toegang had, hoorde hij pas na de oorlog over "gaskamers" en massavernietiging. Hij schreef daarover in 1973 een boek: De Auschwitz Leugen. Daarin zegt hij o.m.: "Er waren geen geheimen in Auschwitz. Er waren doorlopend bezoeken van allerlei buitenstaanders, van delegaties van het Internationale Rode Kruis tot bezoeken van honderden vrouwen en familieleden van Duits personeel op alle mogelijke tijdstippen."

Voortdurend waren tienduizenden gevangenen uit Auschwitz in heel Silezië tewerkgesteld, verspreid over talloze objecten, waarbij er contacten waren met ontelbare anderen.

In Monowitz gingen dagelijks duizenden Poolse burgerarbeiders in en uit. Die werkten letterlijk tussen en naast de gevangenen van Auschwitz. Hetzelfde gold voor leveranciers en toeleveranciers van allerlei bedrijven uit de omgeving.

In Auschwitz en Birkenau (en alle andere Duitse kampen) waren joden en niet-joden door elkaar gehuisvest, vaak in dezelfde barakken.

Duizenden gevangenen verbleven tijdelijk in de "vernietigingskampen". Zij waren veroordeeld tot detenties voor korte periodes en keerden na afloop van hun straftijd naar huis of het kamp van oorsprong terug. Onderstaand hiervan een bewijs: een voorgedrukt vrijlatingbewijs van Arbeitserziehungslager Birkenau van een gevangene die daar drie maanden verbleef, van 14 maart tot 21 juli 1944, tijdens het hoogtepunt van de zgn. massavergassingen in Birkenau dus.

 

 

Poolse bronnen zeggen dat uit Stutthof minstens 5.000 gevangenen werden vrijgelaten en uit Majdanek zelfs 20.000. Het is natuurlijk volstrekt ondenkbaar dat de uit deze kampen teruggekeerde gevangenen tijdens de oorlog geen alarm zouden hebben geslagen over systematische massamoord op joden, als die er waren.

Hoe in 's hemelsnaam konden onder al dit soort omstandigheden dagelijks vele, vele duizenden mensen "in het geheim" worden vernietigd? En meer nog, wie zou het in zijn hoofd halen onder deze omstandigheden "in het geheim" systematische miljoenenmoord te plegen?

Hoewel de holocaustliteratuur dus steeds spreekt over de "uiterste geheimhouding", zegt de joodse holocausthistoricus Gerald Reitlinger in een van zijn boeken dat "de reizigers die met de trein langs Auschwitz reden, zich voor de ramen verdrongen om een blik van de crematoria te kunnen opvangen" (Dr. Wilhelm Stäglich, Der Auschwitz Mythos, blz. 199, noot 371).

"Nee hoor", zegt de Joodse Versie van "de holocaust", "die massamoord werd pas in 1944 ontdekt toen enkele joodse gevangenen die daar langdurig gevangen zaten wisten te ontsnappen."

De verhalen over "strikte geheimhouding" gaan alle verstand te boven. Wie daarvoor wél logische verklaringen heeft, laat ze mij s.v.p. weten; anders moet ook "massavernietiging in het geheim" tot de wonderen van de Joodse Holocaust Versie worden gerekend.....

 

 
50. WAAROM DE "VERNIETIGINGSKAMPEN" NIET WERDEN GEBOMBARDEERD

Tot 1993 werd het publiek in de media geconfronteerd met verhalen over een verzuim van de Geallieerden om de "vernietigingskampen" te bombarderen, waarmee zou zijn nagelaten "miljoenen joden van vergassing te redden".
Bijkomend effect was dat deze verhalen eraan bijdroegen niet-joden een "schuldgevoel" te bezorgen over de moord op "de zes miljoen" en morele medeplichtigheid daaraan.

Verweer van Geallieerde zijde was er nauwelijks, want het werkelijke verweer (er waren geen aanwijzingen voor systematische massamoord) kon niet worden aangevoerd, omdat dat niet politiek correct is. Daarom werd als reden voor niet bombarderen van "de gaskamers" gesteld dat door de "strenge Duitse geheimhouding" niemand buiten de kampen daarvan iets wist. Op alle niveaus zou strenge geheimhouding zijn toegepast en de crematoria zouden met hoge schuttingen visueel van de buitenwereld zijn afgeschermd. Bovendien zou Auschwitz onbereikbaar zijn geweest voor geallieerde vliegtuigen.

In 1993 viel het sprookje van "geheimhouding van de crematoria" publiekelijk in duigen. Het revisionistische Air Photo Evidence publiceerde luchtfoto's waaruit bleek dat de Duitsers de crematoria in het geheel niet aan het oog hadden onttrokken. Dicht rond de crematoria van Birkenau stonden slechts enkele prikkeldraadhekken en de crematoria waren vanuit de wijde omgeving volledig zichtbaar.

Ook bleken de Geallieerden begin augustus 1944 het 6 km Oostelijker gelegen industriële complex Monowitz te hebben gebombardeerd, zodat het excuus dat Auschwitz onbereikbaar was voor Geallieerde vliegtuigen eveneens onwaar bleek.

Een en ander was voor de holocaustpromotie aanleiding in 1993 in allerijl een conventie bijeen te roepen, waarin nieuwe argumenten werden opgesteld die het niet-bombarderen van het veronderstelde massamoordcentrum Birkenau moesten rechtvaardigen.

Het aangepaste verhaal werd dat de Britse en Amerikaanse regeringen weliswaar vanaf begin 1943 wisten van massavernietiging, maar om verschillende redenen besloten niet te bombarderen. Hieronder de belangrijkste vier nieuwe redenen cursief gedrukt, met in vet de werkelijke redenen volgens Air Photo Evidence:

1. Verzoeken van Roosevelt en Churchill om Birkenau te bombarderen werden in 1944 door de militaire leiding - die van de massamoorden afwist, maar onverschillig stond tegenover het lot van de kampgevangen ­ overruled.
De waarheid is dat in 1944 onafhankelijke Amerikaanse en Britse onderzoeken, gebaseerd op spionagerapporten en luchtfoto's, over de noodzaak van bombardementen op Birkenau, alle concludeerden dat daar geen massamoorden plaatsvonden.

Een doorzichtige poging tot apaiseren. Let op het politiek-correcte gehalte van de nieuwe versie: de publiekshelden Roosevelt en Churchill trof uiteraard geen blaam: zij zouden het bombarderen van Birkenau hebben bevolen; dat verleent tevens legitimatie aan "systematische massavernietiging". Nee, anonieme "militairen" lagen dwars en zij stonden onverschillig tegenover het lot van de kampgevangenen. (Omdat het hier Westerse militairen betrof, spreekt men nu liever over "kampgevangenen", niet over "joden"). Echter, van een "verzoek" tot bombarderen van "vernietigingskampen" van Roosevelt of Churchill is nooit bewijs aan de dag gelegd.
Merkwaardig is ook dat gesproken wordt over "verzoeken" van de oorlogsleiders Roosevelt en Churchill aan de militaire leiding; Roosevelt was nota bene opperbevelhebber van het Amerikaanse leger en die "verzoekt" niet, die geeft opdrachten. Hetzelfde gold ipso facto voor Churchill. Hoe kan men verzoeken van regeringsleiders "overrulen"? En welke argumenten sterker dan die van Roosevelt en Churchill (5-12.000 doden per dag!) had men daarvoor? In dit verband is van belang te wijzen op het feit dat Churchill, Eisenhower en De Gaulle in hun uitgebreide Mémoires nimmer met een woord over "gaskamers" hebben gesproken.

2. Joodse groepen in Amerika, Engeland en Palestina vroegen in 1944 de regeringen van de USA en Engeland om Birkenau te bombarderen, maar zij werden door militaire en politieke leiders afgepoeierd.
De waarheid is dat enkele individuele leden van joodse groepen, die geruchten over massamoorden hadden gehoord, brieven stuurden naar andere leden van die groepen, waarin voor bombardementen werd gepleit. Echter, niet één joodse organisatie, waar ook ter wereld, drong aan op bombardementen; reden was dat zij van ex-gevangenen en spionnen, maar ook van de hoogste kringen in de US en Britse regeringen wisten dat er geen massamoorden in de kampen plaatsvonden.

Deze "verklaring" deponeert de "schuld" voor niet-bombarderen bij de niet-joden en pleit de joodse gemeenschap vrij.

3. De Oorlogs Vluchtelingen Raad wist van de massamoorden maar had onvoldoende politieke invloed om de aandacht van president Roosevelt te trekken.
De waarheid is dat het invloedrijkste lid van die Raad, de US minister Henry Morgenthau, op de hoogte was van de onwerkelijke verhalen over Birkenau, maar daaraan kennelijk geen waarde hechtte; in zijn frequente ontmoetingen met Roosevelt besprak hij niet éénmaal het onderwerp bombardementen op Birkenau.

Let alweer op de gebruikte formulering: "de aandacht van president Roosevelt te trekken". Niet zoals voor de hand ligt "de aandacht trekken van Morgenthau", het joodse lid van het Oorlogskabinet die vrijwel dagelijks overleg voerde met Roosevelt. Alweer alle "schuld" leggen bij niet-joden.

4. Bombardementen zouden de gevangenen hebben kunnen doden en gaven geen garantie dat de massamoorden zou stoppen.
Waarheid is dat bombardementen op spoorbanen, bruggen en crematoria van Birkenau een minimum aan levens zouden hebben gekost. Op 10 juli 1944 bombardeerden P-38 duikbommenwerpers vanaf het vliegveld vanwaar de verkenningsvliegtuigen die Auschwitz fotografeerden opstegen ­ Foggia in Italië ­ de 950 km verder gelegen olieraffinaderij in Ploesti, Hongarije en op 24 augustus B-25 bommenwerpers de Gustloff-Wapenfabriek op 500 meter van Buchenwald. Buchenwald zelf werd door niet één bom geraakt.
Een gênant zwak "argument". Hoezo, geen "garantie"? "Getuigen" zeiden destijds, evenals historici van de Joodse Holocaust Versie, dat in Birkenau elke dag 5-12.000 mensen werden "vergast". Bij niet bombarderen was er toch de "garantie" dat moord op deze schaal elke dag zou doorgaan? Hoe hadden de Duitsers dit kunnen voortzetten met in puin gebombardeerde "gaskamers"? Waren die dan overbodig?

Hoewel de Amerikanen en de Britten vanaf medio '44 alle mogelijkheden hadden crematoria en spoorwegen naar Birkenau te bombarderen, werd daartoe niet besloten omdat de inlichtingendiensten aangaven dat daar geen massale executies plaatsvonden. Geen van de Amerikaanse en Britse leiders wilde Birkenau bombarderen: ook zij waren niet overtuigd van massamoorden in de kampen.

Hoe weinig geloof tijdens de oorlog door joden en joodse organisaties zelf aan massavernietiging werd gehecht lijkt af te leiden uit het feit dat er ­ op één geval van spoorwegsabotage in België na ­ in heel Europa nooit pogingen zijn gedaan om die transporten te saboteren.

Waarom Europese joden tijdens de oorlog niet meer konden emigreren

De nazi's wilden de joden kwijt, eerst uit Duitsland, daarna uit Europa. Zij deden daartoe vanaf 1933 allerlei pogingen, van beperkende maatregelen tot discriminatie en aanzetten tot "vrijwillige" emigratie. Zij belegden internationale conferenties om emigratie van joden mogelijk te maken, werkten samen met zionisten in Palestina en lanceerden plannen om de joden in een eigen staat buiten Europa te huisvesten.

Dat alles ontmoette massieve en vastbesloten tegenwerking, zowel van de internationale gemeenschap als van de gevestigde internationale zionistische organisaties. Na de Duitse inval in de Sovjet Unie was dat alles definitief van de baan, terwijl het aantal joden onder Duits bestuur inmiddels was vervijfvoudigd.

De geallieerden waren niet bereid Duitse joden op te nemen en hebben daaraan dus nooit willen meewerken. Integendeel, op 25 november 1940 werd het Franse passagiersschip de Patria voor Haifa door Britse oorlogsschepen beschoten, waarbij 2.875 joodse emigranten omkwamen.
Ook beletten de Engelsen in maart 1942 de landing van het Duitse schip de Struma op de kust van Palestina, waarna het met 769 voornamelijk joodse passagiers aan boord uiteindelijk zonk; er was slechts één overlevende. Van dit soort voorbeelden zijn er vele.

In april 1943 ­ toen het geen zin meer had - organiseerde de Oorlogs Vluchtelingen Raad in New York een "Noodconferentie tot Redding van de Europese Joden", welke naast het bombarderen van kampen opriep tot een programma voor emigratie van Europese joden. Ook toen vond dat geen gehoor in leidende politieke kringen; zij waren volop bezig een eis tot algehele en onvoorwaardelijke capitulatie van Duitsland te formuleren en in dat kader pasten geen onderhandelingen. De eis in 1943 tot onvoorwaardelijke overgave van Duitsland, met op de achtergrond het immorele Morgenthau-plan liet Duitsland geen andere keuze dan "totale oorlog" en te vechten tot het bittere einde, met alle gevolgen van dien, ook voor de Europese joden.

De belangrijkste voorvechter van de eis tot totale capitulatie, die elke mogelijke redding van de Europese joden definitief uitsloot, was navrant genoeg een internationalistische kapitaaljood, Henry Morgenthau, minister van Financiën van de VS.

Het Morgenthau-Plan

Na de publieke bekendmaking van de eis tot onvoorwaardelijke overgave van Duitsland op de Conferentie van Cassablanca op 13 januari 1943, begon de Amerikaanse minister van Financiën, Henry Morgenthau, aan de ontwikkeling van zijn beruchte "Plan van het Ministerie van Financiën voor de Behandeling van Duitsland", in de wandeling het Morgenthau-Plan genoemd.

Morgenthau was niet de eerste en ook niet de enige joodse meneer die rondliep met plannen om genocide op de Duitse bevolking te plegen. Al in 1940, dus lang voor Pearl Harbour en de Amerikaanse deelname aan WO II, verscheen in de VS het boek Germany must Perish! ("Duitsland moet kreperen!") van de joodse zakenman en voorzitter van de "Amerikaanse Vredesfederatie" Theodore N. Kaufman (ook al een Duits klinkende naam). Hij stelde in zijn boek o.m. voor de hele Duitse bevolking gedwongen te laten steriliseren en daardoor te laten uitsterven.

Het boek werd in de Amerikaanse pers welwillend besproken; Time magazine van 24 maart 1941 noemde Kaufman's plan "een sensationeel idee." In Duitsland werd er uiteraard met afschuw kennis van genomen en droeg het niet onaanzienlijk bij aan de vijandschap tegen joden. Goebbels zei dat Kaufman hem met zijn boek een enorme dienst had bewezen. In de Duitse pers werd het uitvoerig besproken. De Berlijnse krant Der Angriff plaatste op 23 juli 1941 een artikel op de voorpagina, waarin Kaufman's oproep een "Duivels Plan voor uitroeiing van het Duitse volk" werd genoemd en "een voorbeeld van Oudtestamentische haat".

Hier in het kort de hoofdlijnen van het niet minder genocidale Plan van US minister Morgenthau, dat uiteindelijk niet werd uitgevoerd, maar waarvan heel Duitsland sinds de publicatie op 23 september 1944 in Wall Street Journal volledig op de hoogte was. Het plan speelde daarom een niet te onderschatten rol bij het verdere verloop van de oorlog. Tijdens de US presidentsverkiezingen zei Roosevelts tegenkandidaat Thomas Dewey: Het bekend worden van dit plan heeft het effect van tien nieuwe Duitse frontdivisies."
(David Irving Der Morgenthau-Plan 1944-45, 2004, Focal Point, Facsimile-Verlag Wieland Soyka Bremen, ISBN 3-8179-0001-5.)

Het Morgenthau-Plan hield in dat na de onvoorwaardelijke overgave van Duitsland vrijwel alle militairen en overheidsmedewerkers zonder vorm van proces zouden worden geëxecuteerd. De Duitse industrie zou worden ontmanteld en overgebracht naar de Europese geallieerden. De steden ­ of wat daarvan nog over was - zouden geheel worden vernietigd en wat van Duitsland overbleef moest tot een agrarisch gebied worden gemaakt met de laagste levensstandaard van heel Europa. Aangezien Duitsland ook het dichtstbevolkte land van Europa was, was ingecalculeerd dat de eerste twee jaar "vanzelf" tientallen miljoenen Duitsers door honger en ziekten zouden sterven.
Het bruikbare deel van de overblijvende bevolking zou als slaven in geallieerde landen worden tewerkgesteld om de oorlogsschade te compenseren. Duitsers die het gedecimeerde grondgebied probeerden te verlaten zouden worden geëxecuteerd.

Morgenthau had voor zijn plan een belangrijke medestander in de naaste adviseur van Churchill, de in de Elzas geboren (ook) joods-Duitse professor Friedrich Lindemann (alias Lord Cherwell). "Lord Cherwell" vergaarde eerder roem door in 1942 aan te dringen op het ongelimiteerd bombarderen van Duitse burgers.

Toen Henry L. Stimson, Amerikaans minister van Oorlog en fervent tegenstander van het Plan, hoorde dat het op de topconferentie van Quebec op 15 september '44 door Roosevelt en Churchill was geaccordeerd, schreef hij in zijn notitieboek: "de triomf van de Semieten" en: "Ik voelde, vooral bij Morgenthau, de verbitterde atmosfeer van persoonlijk ressentiment tegen het gehele Duitse volk, los staand van individuele schuld....."

Ook Anthony Eden, Engelands minister van Buitenlandse Zaken en latere Premier, was fel tegen het misdadige plan en kwalificeerde het lobbyen en drijven van Morgenthau bij Roosevelt en Churchill als een onbeschaamdheid. "Deze ex-Duitsers lijken hun onheil met een ware haatorgie te willen wegspoelen."

Al kort na de ondertekening door de zieke Roosevelt en Churchill (die aanvankelijk tegen het plan was, maar de steun van Morgenthau's ministerie van Financien niet kon missen vanwege de $ 31 miljard Britse schuld onder het zgn. Lend-Lease programma), kwam de kritiek op gang. Roosevelt, die het plan nauwelijks had gelezen, nam er al snel afstand van en benadrukte dat het niet zijn wil was geweest Duitsland in een agrarisch gebied te veranderen. Bovendien was hem van andere zijde duidelijk gemaakt dat een verhongerend en stervend Duitsland al snel zou toevallen aan het tot West-Europa doorgedrongen communisme.

Hoewel Morgenthau tot na Roosevelt's dood en Truman's aantreden bleef proberen zijn op wraak en ongelimiteerde haat gebaseerde plannen door te drukken, werden die uiteindelijk niet uitgevoerd.

 

 
51. INTERNATIONALE RODE KRUIS: GEEN MASSAVERNIETIGING

Het Internationale Rode Kruis inspecteerde tijdens de oorlog vrijwel alle Duitse concentratiekampen. Van die inspecties werden uitvoerige verslagen bijgehouden, die kort na de oorlog, in 1948, werden gepubliceerd in het ruim 1.600 pagina's tellende driedelige boekwerk Rapport van het Internationale Comité van het Rode Kruis over haar Activiteiten Gedurende de Tweede Wereldoorlog, Genève, 1948. Dit omvangrijke en neutrale rapport omvat de bevindingen van twee eerdere gedetailleerde verslagen: Documenten over de activiteiten van het CIRC ten behoeve van burgergevangenen in concentratiekampen in Duitsland 1939-1945 (Genève, 1946) en Inter Arma Caritas: Het werk van het CICR tijdens de Tweede Wereldoorlog (Genève, 1947).

Enkele citaten uit dit Rapport van het Internationale Rode Kruis (ICRC):
"Het ICRC beschouwt de succesvolle toepassing van de Geneefse Militaire Conventie uit 1929 als een belangrijke mijlpaal, waardoor toegang kon worden verkregen tot burgergevangenen in de verschillende delen van Centraal en West-Europa.
Het ICRC was echter niet in staat toegang te krijgen tot de Sovjet Unie, die de Conventie van 1929 niet ondertekende. Miljoenen burger- en militaire gevangenen in de USSR waren daardoor verstoken van elk internationaal contact of welk toezicht dan ook. Dit was in het bijzonder betreurenswaardig, omdat veel bekend was waardoor gezegd kon worden dat veruit de slechtste condities voor gevangenen van beide categorieën bestonden in de USSR."

Het Internationale Rode Kruis had dus gedurende de gehele oorlog onbeperkt toegang tot alle burgerlijke gevangenen in alle Duitse kampen. Dit in tegenstelling tot de gevangenissen en kampen in de Sovjet Unie, waar miljoenen gevangenen verstoken bleven van elke vorm van hulp en waar nooit enige internationale controle is uitgeoefend.

Op 29 september 1944 bezocht een delegatie van het Internationale Rode Kruis Auschwitz-Birkenau, mede n.a.v. geruchten over gaskamers. De hoofdgedelegeerde, Rossel, schreef in bovenvermeld Rapport dat hij "geen bevestiging had gezien van de geruchten over massavergassingen en de gevangenen die hij had ondervraagd die ook zelf niet hadden genoemd."
Het Rapport rekent af met massavernietiging in als doucheruimten gecamoufleerde "gaskamers" door te vermelden: "niet alleen wasgelegenheden, maar ook installaties voor badruimtes, douches en wasserijen werden door de waarnemers geïnspecteerd. Zij moesten niet zelden actie ondernemen om deze te doen repareren en uitbreiden" (Deel III, blz. 594).
In een brief van 22 november 1944 aan het U.S. State Department schreef het Internationale Rode Kruis over het bezoek aan Auschwitz:
".....(We) waren niet in staat enig spoor te ontdekken van installaties voor vernietiging van burgergevangenen....".
Charles Biedermann, gedelegeerde van het Internationale Rode Kruis en Hoofd van de International Tracing Service ITS in het Duitse Arolsen, het instituut dat alle informatie en documentatie over burgervervolgden van het Derde Rijk beheert, zei tijdens het Zündelproces in Canada in februari 1988 dat er uit al haar rapportages nooit enige indicatie voor het Rode Kruis bestond dat tijdens de oorlog gaskamers zouden zijn gebruikt.

Het is natuurlijk veelzeggend dat een neutrale organisatie als het Internationale Rode Kruis nooit enige indicatie over het bestaan van gaskamers heeft gehad en dat zelfs bij gerichte inspectie in Birkenau na geruchten daarover, geen enkele aanwijzing werd aangetroffen.

Vanzelfsprekend namen de aanhangers van de Joodse Holocaust Versie daarmee geen genoegen. Aanvankelijk werd aan de CIRC-rapporten nauwelijks aandacht geschonken, maar toen de Holomania in de zestiger en zeventiger jaren grote vormen begon aan te nemen en revisionisten op de inspecties van Rode Kruis en Vaticaan wezen, kwam de kritiek.

Omdat die inspecties niet konden worden weggeredeneerd, bleef als enige optie over het in een kwaad daglicht stellen van het Rode Kruis en haar inspecteurs. Zoals gebruikelijk wordt dan overgegaan tot het rondstrooien van laster. Het Rode Kruis werd afgeschilderd als "pro-nazi" en de Duitsers zouden de inspecteurs om de tuin hebben geleid door hen alleen bepaalde delen van het kamp te laten zien en gevangenen in modelbarakken.

Voor het grote publiek, rotsvast overtuigd van miljoenenvergassingen, lijkt dit allicht een plausibel verhaal, maar voor iedereen die enige kennis heeft van de werkwijze bij dit soort inspecties, is dat volstrekte nonsens.

In de eerste plaats is het Internationale Rode Kruis nooit "pro-nazi" geweest; het is haar taak "pro-gevangenen" te zijn en daarnaar heeft zij zich in WO II consequent gedragen. In de tweede plaats zijn ICRC-inspecteurs niet vergelijkbaar met willekeurige bezoekers. Zij kenden de kampen tot op de vierkante meter en pleegden zich tevoren terdege op hun inspectiewerk voor te bereiden aan de hand van rapporten, tekeningen en bevindingen van eerdere inspecties. Zij kenden de geruchten en de bestaande misstanden en richtten hun controlebezoeken voor een belangrijk deel speciaal daarop.
Het waren dus allesbehalve vrijblijvende of geregisseerde rondleidingen van naïeve buitenstaanders, maar professionele controles door terdege op de hoogte zijnde en op dat werk goed voorbereide specialisten.

Voor zover bekend is in geen van de Rode Kruis rapporten ooit beklag gedaan over een verbod om delen van de kampen of bepaalde faciliteiten te inspecteren. Ook niet dat de Duitsers poogden zaken buiten de controles te houden. Indien dat het geval zou zijn geweest, zou dat zonder twijfel in de rapportages zijn vermeld.

(Men kan zich overigens afvragen hoe het mogelijk moet zijn geweest die veronderstelde massavernietiging voor de inspecteurs verborgen te houden, als in de wijde omgeving "een verpestende stank van verbrande lijken" hing, de crematoria geheel niet visueel waren afgeschermd, er "meters hoge vlammen" uit de schoorsteenpijpen van Birkenau kwamen, die "20 kilometer verderop zichtbaar waren", "duizenden lijken in open vuren werden verbrand", enzovoort, enzovoort.....)

Voor een kritisch denkend mens, geen holocaustgelovige of "holocausthistoricus" zijnd, staat dus het verstand stil bij de tegenwoordige verhalen over grenzeloze onnozelheid van Rode Kruis inspecteurs die zes jaar lang de Duitse kampen bezochten.

Voorjaar 1942, constateerde het Rode Kruis dat de omstandigheden in de kampen slechter werden, o.m. door snel groeiende aantallen gevangenen. Het werd hen daarop toegestaan vanaf augustus '43 in alle Duitse concentratiekampen voedselpakketten te verdelen. Na januari 1943 werd dit uitgebreid tot alle andere kampen en gevangenissen (Deel III, blz. 78).
"Dagelijks werden 9.000 pakketten verzonden en van najaar '43 tot mei 1945 werden totaal ongeveer 1.112.000 pakketten naar concentratiekampen verzonden." (Deel III, blz. 80). "Behalve voedsel, bevatten de pakketten ook kleding en medicamenten. De zendingen gingen naar Dachau, Buchenwald, Sangerhausen, Sachsenhausen, Oranienburg, Flossenburg, Landsberg-am-Lech, Flöha, Ravensbrück, Hamburg-Neuengamme, Mauthausen, Theresienstadt, Auschwitz, Bergen-Belsen, Kampen bij Wenen en Midden Zuid-Duitsland. De ontvangers waren Belgen, Nederlanders, Fransen, Grieken, Italianen,Noren, Polen en statenloze joden." (Deel III, blz. 83).
Het Rapport wijt de hoge sterfte in de kampen aan het eind van de oorlog aan de chaotische oorlogssituatie, waardoor voedsel en medicijnen de kampen niet meer kon bereiken. Het waren nota bene de nazi's zelf, die daarover op 1 februari 1945 het Rode Kruis alarmeerden. Daarop werd in elk kamp een permanente waarnemer gestationeerd en zo goed en zo kwaad het nog kon werd hulp verleend (Deel III, pag. 83). De rol van het ICRC werd zo belangrijk, dat het vertegenwoordigers van het ICRC waren die in de laatste dagen van de oorlog de witte vlaggen droegen bij de overgave van Dachau en Mauthausen."
Ook de permanente waarnemers zagen in de kampen geen aanwijzingen voor een uitroeiingbeleid, noch van gaskamers; wel stelden zij samen met waarnemers van het Vaticaan vast dat joden en andere gevangenen bloot stonden aan verschrikkingen en ontberingen van velerlei aard. Noch het Internationale Rode Kruis, noch het Vaticaan gingen echter mee met de gehoorde beschuldigingen van massavernietiging.
Over aantallen slachtoffers vermeldt het ICRC Rapport:
"17.850.000 mensen verloren het leven om andere redenen dan vervolging, terwijl ongeveer 300.000 van alle vervolgde groepen, waaronder vele niet-joden, stierven door velerlei oorzaken gedurende de oorlog. Dit aantal van 300.000 staat in schril contrast met de 5.012.000 joden die volgens het Joodse Joint Distribution Committee tijdens de oorlog het leven verloren zouden hebben, voornamelijk als gevolg van vernietiging door nationaal-socialisten."
Vanaf 1978 beijverde het Internationale Rode Kruis zich om haar oorspronkelijke afwijzing van massavernietiging in de kampen te ontkennen en te relativeren. Niet verbazingwekkend, gezien de enorme druk van joodse zijde. De ondubbelzinnige ICRC Rapporten zijn immers volstrekt neutrale documenten uit de tijd dat het allemaal gebeurd zou zijn en die weerspreken de Joodse Holocaust Versie op niet mis te verstane wijze.

In 1978 werd aan het International Tracing Centre in Arolsen (Dld.), onderdeel van het ICRC dat alle gegevens van burgerslachtoffers van WO II archiveert en beheert, verboden cijfers te publiceren over aantallen omgekomen en overlevende joden. De Beheersraad van die instelling, waarin tien landen zitting hebben waaronder Israel, ontzeggen sindsdien onafhankelijke onderzoekers de toegang tot de enorme archieven met meer dan 47 miljoen dossiers over 17 miljoen mensen die zich destijds in Duitse concentratie- en arbeidskampen hebben bevonden. In 1988 liet het ICRC zelfs haar officiële geschiedenis over de jaren 1933-1945 herschrijven.

Tijdens het Zündelproces van 1989 noemde de directeur van het ITC, Biedermann, het in het Rapport van 1948 genoemde cijfer van ca. 300.000 omgekomenen in de concentratiekampen "niet compleet omdat daarin de vernietigingskampen niet zijn opgenomen."
Thans ­ geconfronteerd met de cijfers uit 1948 - benadrukt het CIRC dat "het niet de taak van het Rode Kruis is om aantallen te noemen, maar hulp aan slachtoffers te bieden."

Dit moge wellicht juist zijn, maar waarom houdt het ITS dan al decennialang 98% van de archieven met cijfers en gegevens over de betrokkenen gesloten voor onafhankelijke onderzoekers? Archieven waaruit met grote nauwkeurigheid het aantal omgekomen joden is vast te stellen?

 

 
52. EEN TRIBUNAAL VAN HAAT, WRAAK EN NOG IETS

.... In Neurenberg stonden de mensheid en onze huidige beschaving terecht, met mannen die zelf bloed aan hun handen hadden op de zetels van de rechters. Een van die rechters kwam uit het land dat de massaslachting van Katyn had uitgevoerd en hij voerde getuigen op die allen zworen dat de Duitsers dat hadden gedaan."
Dan V. Gallery, US Schout bij Nacht

Door de onveranderlijk positieve berichtgeving heeft het Internationaal Militair Tribunaal ook wel IMT of het "Neurenberger Tribunaal" genoemd, in de publieke perceptie de reputatie van eerbiedwaardigheid en voorbeeldige internationale rechtspleging gekregen.
De meerderheid van de mensen die over het IMT hoort spreken associeert dit dan ook met hoogstaande internationale rechtsspraak, waarbij rechtvaardig werd geoordeeld over de misdadige top van de Duitse leiding, welke naar de geldende rechtsnormen tot rechtvaardige straffen werden veroordeeld.

Die indruk is volstrekt ten onrechte.

Belangrijke Europese en Amerikaanse rechtsgeleerden kenschetsten de processen als overwinnaarsjustitie, waarbij zij die de oorlog wonnen tegelijk de aanklagers, de rechters en de slachtoffers waren. Onder die voorwaarden is een eerlijk proces per definitie uitgesloten. De Neurenberger processen berustten bovendien op ordinaire gelegenheidswetgeving. Veel belangrijke mensen vonden dan ook terecht dat fundamentele principes van internationale rechtsspraak en juridische integriteit ernstig waren geschonden.

Het IMT behoort in de geschiedenis te worden bijgezet als een showproces vol leugens, onrecht, haat en wraak. Dit Tribunaal, dat na de verschrikkelijke oorlog nieuwe internationale rechtsnormen had moeten vestigen, waarmee aanvalsoorlogen en massavernietiging definitief konden worden uitgebannen, werd een juridische schandvlek van historische omvang, met de internationale rechtsorde als grote verliezer. In plaats van nieuwe rechtsregels te vestigen waarmee toekomstige oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid juridisch konden worden aangepakt, werden bestaande rechtsregels vertrapt en degradeerden aanklagers en rechters zich tot willige werktuigen van hun politieke leiders en een wraakzuchtige publieke opinie.
De grote "verdienste" van dit tribunaal moest echter nog aan de dag treden: doordat zij tal van onbewezen beschuldigingen sanctioneerde, werden die tot "waarheid"" verklaard, "ontkenning" waarvan om politieke redenen strafbaar werd gesteld.

Het IMT leverde - in tegenstelling tot wat steeds wordt beweerd - geen enkel concreet bewijs voor de door haar opgevoerde systematische miljoenenmoord, "gaskamers" en "zes miljoen" vermoorde joden. Dat alles was reeds vóór de aanvang van het tribunaal als "waarheid" aanvaard en gold tijdens het proces als "judicial notice": onaantastbaar en onaanvechtbaar.

Daarvoor was geen forensisch bewijs nodig. Ontkenning van die "feiten" door verdachten had dan ook bij voorbaat geen enkele zin.

In beschaafde landen kan men respect hebben voor aanklagers en rechters, ook al is men het oneens met de beschuldiging of het vonnis. Dit, omdat deze rechtersplegers ­ in de regel ­ recht spreken op basis van correcte wetgeving, een zekere onafhankelijkheid, correcte procesvoering, aandacht voor de rechten van verdachten en verdediging, naar eer en geweten.

Niets van dat al bij het Tribunaal van Neurenberg.

Maar, de leiders van nazi-Duitsland begingen toch zware misdaden die het verdienden zwaar gestraft te worden? Absoluut, dat is boven elke twijfel verheven, maar daarover gaat het hier niet.
Ook buiten elke twijfel staat dat zij het niet alleen waren die in WO II zware misdaden begingen. Hun tegenstanders, vertegenwoordigd door hen die op de rechtersstoel zaten, behoorden evenzeer in de beklaagdenbank.
Britten en Fransen voor hun oorlogsverklaring en het daadwerkelijk beginnen van deze Wereldoorlog, voor hun doorlopende weigeringen tot een eervolle vrede te komen, voor hun permanente eis van onvoorwaardelijke overgave en misdadige holocaustbombardementen op de Duitse burgerbevolking. De Amerikanen voor hun aanvankelijk geheime en illegale deelname aan de oorlog en hun onnodige, want politiek gemotiveerde, atoombommen op Japanse steden. De Russen voor massamoorden op hun eigen burgers, Katyn, de Goelag en de deportaties van gehele etnische bevolkingsgroepen.
Om nog te zwijgen over de miljoenen weerloze Duitse burgers welke door Polen, Tsjechen, Russen enz. in de na-oorlogse periode etnisch zouden worden gezuiverd door moord en verdrijving, nota bene op het moment dat de Duitse oorlogsmisdadigers voor deze feiten werden veroordeeld.

Maar allà, overwinnaars zitten niet in de beklaagdenbank. De door hen geleden offers - en alleen die - moesten worden vergolden. Vanuit begrijpelijke, maar daardoor nog niet gerechtvaardigde haat werd er door geallieerde politici geroepen om wraak op het verslagen volk, wraak in de vorm van genocide en massale moordpartijen. Daarvan werd gelukkig te elfder ure afgezien. Niet om ethische of humanitaire redenen, maar cynisch genoeg omdat de massamoordenaar Stalin de door haat gedreven figuren in zijn communistische kliek en de Westerse regeringen tot de orde riep. De communistische dictator gebruikte in november 1944 zijn veto tegen voorstellen van Roosevelt en Churchill om 100.000 Duitse officieren zonder vorm van proces te laten executeren en de rest van de bevolking te laten creperen; Stalin drong aan op openbare berechting, zij het op de Sovjet-manier.

Daarop besloten de Geallieerde regeringsleiders tot instelling van het Internationaal Militair Tribunaal, dat tot taak kreeg de Duitse leiding ­ of wat daarvan over was ­ te vernietigen. Truman zei het zo: "De nazi's moeten eerst een eerlijk proces krijgen ­ daarna moeten ze worden opgehangen."

Het eerste deel van zijn wens kwam niet aan de orde; het tweede deel wel.

De Amerikanen kregen krachtens Artikel VII van het Potsdam Agreement de organisatie van het tribunaal toegewezen en op 8 augustus 1945 werden bij het zgn. London Agreement de uitgangspunten daarvoor formeel bekrachtigd door de geallieerde machten.Twee dagen eerder hadden de Amerikanen en Britten om Stalin te imponeren honderdduizenden burgers van Hiroshima in een letterlijke Holocaust laten verdampen; de dag daarop nog eens meer dan honderdduizend in Nagasaki. Een historische oorlogsmisdaad van ongekende aard en omvang.

De zittingen van het IMT vonden plaats in Neurenberg van 14 november 1945 tot 10 oktober 1946. In de beklaagdenbank zaten 22 van de 23 aangeklaagde nazi-kopstukken; Bormann was al dood. Hoewel tegen hen uiteenlopende beschuldigingen werden ingebracht, werden de vonnissen op vier Hoofdaanklachten gebaseerd:

1. Samenzwering tot een Aanvalsoorlog.
Dit door het IMT ingevoerde novum werd exclusief tegen Duitse beklaagden toegepast. Na WO II telde de wereld tot heden ca. 130 aanvalsoorlogen, waarbij van deze beschuldiging nimmer meer werd vernomen.
(Onder veel anderen zouden Bush en Blair op dit punt aangeklaagd en de strop moeten krijgen voor hun illegale aanvalsoorlog tegen Irak.)

2. Oorlogsmisdaden.
Een legitieme aanklacht. Zij het, dat de Geallieerden voorafgaand aan het Tribunaal eerst een Wet lieten maken waarin het onderdanen van de As-mogendheden verboden werd aanklachten wegens oorlogsmisdaden tegen Geallieerden in te dienen. Oorlogsmisdaden waren alleen oorlogsmisdaden als ze door Duitsers waren begaan.

3. Misdaden tegen de Mensheid.
Gold in het bijzonder voor misdaden tegen joden. Over bewijsvoering en verdediging zullen we verderop het een en ander aantreffen.

4. Collectieve verantwoordelijkheid.
Hoezeer dit een onrechtvaardig voorbeeld van ad hoc wetgeving was, bleek in 1953 toen op aandringen van internationale juristen dit als strafbaar feit werd afgeschaft. Intussen waren duizenden Duitsers daarvoor door IMT en NMT tot zware tot zeer zware straffen veroordeeld.

De jurisdictie van het IMT bleef ook niet beperkt tot handelingen die tijdens de oorlog plaatsvonden, maar gold vanaf de oprichting van de NSDAP in 1933. De SS en de Generale Staf werden in hun geheel en zonder rechtsgrond als misdadige organisaties bestempeld, waarvan alleen al deel te hebben uitgemaakt zwaar werd bestraft.

Hieronder de beklaagden, met in het kort de beschuldigingen en opgelegde straffen.

Martin Bormann, Rijksleider. Bij verstek veroordeeld tot de galg op de hoofdaanklachten drie en vier. Werd o.a. beschuldigd van "geloofsvervolging". Hoewel veel landen (o.a. de Sovjet-Unie) rabiaat atheïstisch waren, werd het Bormann verweten een verbod voor priesters te hebben uitgevaardigd om hoge partijfuncties te bekleden (V 312). Dat was echter geen "geloofsvervolging" maar scheiding tussen Kerk en Staat. Dat hij daarentegen ook geloofsvervolging verbood en Godsdienstonderwijs toestond op voorwaarde dat de volledige Bijbeltekst werd gebruikt, zonder weglatingen, manipulaties of veranderingen, werd niet in aanmerking genomen (XXI 462-465). Ook niet dat de Kerken tot aan het einde van de oorlog staatstoelagen genoten (XVII 261-271).

Karl Dönitz, sinds 1943 Groot-admiraal van de Duitse oorlogsvloot, in Hitler's testament benoemd tot zijn opvolger als Rijkspresident (geen Führer). Onterecht beschuldigd van het voeren van een "illegale duikbootoorlog" tegen de Britten. Veroordeeld tot tien jaar cel op alle vier hoofdaanklachten.

Hans Frank, Gouverneur van bezet Polen (Generalgouvernement). Veroordeeld tot de galg op de hoofdaanklachten drie en vier. Frank werd ervan beschuldigd antisemitische statements te hebben gemaakt in een 12.000 pagina's tellend document, dat ten onrechte zijn "Dagboek" wordt genoemd. In werkelijkheid was dit een verzameling stenografische, niet woordelijke notities over vrijwel alle door hem in zijn functie aangetroffen zaken, circulaires, notulen, enz. Veelal was niet duidelijk van wie bepaalde uitspraken afkomstig waren. Humane statements werden genegeerd (XII 115-156). Antisemitische statements werden door de Sovjets geselecteerd (in de Sovjet-Unie gold de doodstraf voor antisemitische uitingen) en in een apart boekje bijeengebracht (2233-PS), dat onder de naam "Dagboek van Frank" als bewijsstuk bij het IMT werd gedeponeerd (XII 86).

Het was Frank zelf die al zijn documenten aan de Amerikanen gaf, in de overtuiging dat die hem zouden vrijpleiten. Hij had in publieke toespraken veelvuldig kritiek geuit op de politiek van Hitler en daarmee groot risico gelopen; 14 keer probeerde hij vergeefs zijn functie neer te leggen (XII 2-114; XVIII 129-163).

Wilhelm Frick, Minister van Binnenlandse Zaken. Veroordeeld tot de galg op de hoofdaanklachten twee, drie en vier. Werd beschuldigd van "Germanisering" van de inwoners van Posen, Danzig, West Pruisen, Eupen, Malmédy, Sudetenland, Memelland en Oostenrijk. Behalve Oostenrijk allemaal voormalige gebieden van Pruisen die in 1919 bij het Verdrag van Versailles van Duitsland waren afgescheiden. De Oostenrijkse bevolking had eerder bij referendum met een overweldigende meerderheid gestemd voor aansluiting bij Duitsland (XVIII 55, XIX 360). Op Malmédy na waren al deze "gegermaniseerde" gebieden Duitstalig.

Frick werd ook beschuldigd van "de massavergassingen in Dachau" in een door ene Lt. Daniel L. Margolies geschreven document (3249-PS); Margolies was ook betrokken bij de vervalsing van 3 zgn. Hitler speeches (XIV 65), getekend door getuige Franz Blaha). Deze Blaha, een communist en president van de Internationale Dachau Associatie, claimde tot 1961 getuige te zijn geweest van massavergassingen in Dachau en als gevangene rijbroeken en gebruiksartikelen te hebben gemaakt van menselijke huid.

Hans Fritzsche, Chef radiocommentator. Tijdens zijn verhoor voor het tribunaal moest worden erkend dat de buitenlandse pers stelselmatig vals berichtte over Duitsland (XVII 175-176; XVII 22-24). Niettemin waren juist die krantenverhalen en radioverslagen de basis voor de "algemeen bekende feiten" waarvoor het IMT bewijsvoering niet nodig achtte (Artikel 21 van de Statuten, I 15, II 246).

Dr. Fritzsche werd schuldig bevonden aan valse propaganda, maar tijdens de koehandel over het vaststellen van de straffen op het eind van het proces, werd het opportuun geacht hem vrij te laten (XVII 135-261; XIX 312-352).

Walter Funk, Minister van Economische Zaken en Rijksbankpresident. Veroordeeld tot levenslang op de hoofdaanklachten twee en vier. Funk was een klassiek pianist uit een aristocratische familie. Ook was hij financieel specialist. Zoals alle beklaagden werd hij beschuldigd van "immorele daden" waaronder het accepteren van verjaardagscadeautjes van Hitler en "gewillige deelname aan een Gemeenschappelijk Plan". Ook werd hij beschuldigd met de SS te hebben samengezworen om concentratiekampgevangenen uit te moorden om met de opbrengst van hun gouden kiezen de oorlog te financieren. Die kiezen zouden zijn opgeborgen in een Rijksbankkluis samen met scheersets, vulpennen, wekkers en andere min of meer waardeloze voorwerpen (de eerdere "bekentenis van Höß dat gouden kiezen in Auschwitz werden omgesmolten was de aanklagers kennelijk ontgaan; XI 417).

De waarheid was dat door de bombardementen veel waardevolle zaken door Duitse burgers in kluizen bij de Rijksbank werden gedeponeerd. Na bombardementen op de Bank werden veel waardevolle spullen ondergebracht in een kaliummijn in Thüringen. De Amerikanen vonden die en vervaardigden een vervalste film met daarin gouden kiezen prominent in beeld. Funk en zijn advocaat toonden de falsificatie hiervan aan in een van de felste en indrukwekkendste kruisverhoren tijdens het proces (XIII 169, 203-204, 562-576; XXI 233-245).

Hermann Göring, Rijksmaarschalk, opperbevelhebber van de Luftwaffe. Veroordeeld tot de galg op alle vier hoofdaanklachten. Vond het een ongehoorde schande dat een veldmaarschalk zou worden opgehangen en wilde de kogel; slaagde erin kort voor zijn executie zelfmoord te plegen. Hij werd beschuldigd het Duitse concentratiekampsysteem te hebben opgezet en een aanvalsoorlog tegen Polen te hebben voorbereid. Zijn verdediging was dat Duitsland een soevereine staat was, erkend door alle landen van de wereld (XXI 580-581); dat Hitler legaal was gekozen; dat elke staat het recht heeft zijn eigen staatsvorm en wetten in te richten; dat generaal Von Schleicher in 1932 had geprobeerd illegaal aan de macht te komen; dat Duitsland in 1933 aan de rand van de Burgeroorlog stond; dat concentratiekampen door de Britten voor het eerst tijdens de Boerenoorlog werden gebruikt en dat internering van vreemdelingen en politieke tegenstanders zowel door de Britten als de Amerikanen (etnische Japanners) tijdens WO II werd toegepast. Ook dat Polen voorafgaand aan de inval ontelbare provocaties tegen Duitsland pleegde, waaronder het beschieten van Duitse passagiersvliegtuigen die naar Danzig vlogen, niet bereid was over oplossingen voor de "Corridor" naar Danzig te praten en stelselmatig honderdduizenden etnische Duitsers vervolgde, onteigende en ernstig discrimineerde.

Rudolph Hess, tot mei 1941 Hitler's plaatsvervangend voorzitter van de nazi-partij. Veroordeeld op alle vier hoofdaanklachten. Zat 41 jaar lang solitair gevangen in de Berlijnse Spandau gevangenis, zonder met iemand te mogen spreken. Werd uiteindelijk in augustus 1987 in de gevangenis vermoord, waarvoor nooit iemand werd vervolgd.
Hess vloog op 10 mei 1941 met een vredesvoorstel van Hitler naar Engeland en werd daar prompt gevangengezet en tot het eind van de oorlog opgesloten.

Zijn vredesvoorstel hield in dat Duitsland in ruil voor vrede alle bezette Europese landen, Denemarken, Nederland, België, Frankrijk, Noorwegen, enz. direct zou ontruimen en de oorlogsschade vergoeden. De Europese industrieën zouden betrokken kunnen worden bij de productie om de oorlog tegen de Sovjet Unie te ondersteunen.

De Britten hielden in overleg met de Amerikanen Hess' missie en de voorstellen geheim omdat zij kostte wat kost de oorlog wilden voortzetten. De Europese bevolking mocht niets weten van vredesvoorstellen, ook al omdat men vreesde dat de wil om de oorlog voort te zetten zou verdwijnen. Dat was de werkelijke reden voor de onmenselijke en nooit officieel toegelichte eenzame opsluiting van Hess gedurende 46 jaar.

Alfred Jodl, Generaal van de Operationele Staf van de Wehrmacht. Veroordeeld tot de galg op alle vier hoofdaanklachten. Beschuldigd van medeplichtigheid aan de zgn. Commando Order, die bepaalde dat Britse commando's in burger en saboteurs moesten worden geëxecuteerd (XV 316-329). Jodl's verdediging was dat het internationale oorlogsrecht soldaten beschermt die hun wapens openlijk dragen. Partisanen en soldaten in burger zijn onder het internationale Oorlogsrecht niet toegestaan. Berechting en executie van hen is legaal onder Artikel 63 van het Geneefs Krijgsgevangenen Verdrag van 1929. Bedoeling ervan is voorkomen dat op die manier indirect strijd wordt gevoerd en men zich bij ontdekking simpelweg kan overgeven.

Ernst Kaltenbrunner, Chef van het Reichssicherheits Haupt Amt (RSHA), SS Obergruppenführer. Veroordeeld tot de galg op de hoofdaanklachten drie en vier. Tijdens zijn kruisverhoor werd hem verontwaardigd toegeschreeuwd "hoe hij het lef had bewijzen te vragen voor gaskamers en daarmee te stellen dat 20 of 30 getuigen logen" (XI, 349). Uiteraard verschenen die "ooggetuigen" van de aanklagers niet voor het Tribunaal; zij waren weinig meer dan namen onder een stuk papier. Eén van die namen was Franz Ziereis, commandant van Mauthausen. "Ooggetuige" Ziereis "bekende" 65.000 mensen te hebben "vergast", lampenkappen van menselijke huid te hebben laten maken, vals geld te hebben laten drukken, etc.
Ook beschuldigde hij Kaltenbrunner ervan opdracht te hebben gegeven alle gevangenen van Mauthausen uit te moorden bij de komst van de Amerikanen. Echter, toen Ziereis zijn "bekentenis" zou hebben opgesteld, was hij al ruim 10 maanden dood..... Wat een geluk voor de aanklagers dus dat een kampgevangene, ene Hans Marsalek die nooit voor de rechtbank verscheen, zich Ziereis' "bekentenis" "herinnerde"..... (3870-PS, XXXIII 279-286).

Wilhelm Keitel, Veldmaarschalk, stafchef van de Wehrmacht (OKW). Veroordeeld tot de galg op alle vier hoofdaanklachten. Keitel werd beschuldigd verantwoordelijk te zijn voor gruweldaden in Rusland en voor de Politieke Commissaris en Nacht und Nebel Bevelen. Het bewijs bestond grotendeels uit rapporten van de Sovjet Oorlogsmisdaden Commissies (XVII 611-612, XXII 76-83).

Robert Ley, Leider van het Duitse Arbeids Front. Pleegde voor de bekendmaking van het vonnis zelfmoord.

Constantin von Neurath, Minister van Buitenlandse Zaken tot februari 1938, daarna Rijksprotector van Bohemen en Moravië. Veroordeeld tot vijftien jaar cel op alle vier de hoofdaanklachten. Von Neurath werd o.m. het slachtoffer van documentzwendel (Document 3859-PS). De Tsjechen vervalsten een document door wijzigingen en toevoegingen aan te brengen en presenteerden dat met getypte "handtekeningen" als een "fotokopie" van hun "kopie" aan het tribunaal. Het "origineel" bevond zich in Tsjecho-Slowakije en bijna alles daarop bleek vals: foute adressen, foute referenties, foute procedures en allerlei andere foute details.
Von Neurath zei tegen de aanklager die het document presenteerde: "Het spijt mij te moeten zeggen dat u liegt" (XVII 67; 373-377).

Franz von Papen, tot juli 1934 vice-Kanselier, daarna Speciaal Gevolmachtigde voor Oostenrijk en ambassadeur in Turkije. Von Papen werd beschuldigd van samenzwering om Von Hindenburg aan te zetten Hitler in 1933 als Rijkskanselier in de regering op te nemen. Volgens de aanklagers bedroog Von Papen Hindenburg door deze te doen geloven dat een burgeroorlog dreigde als hij Hitler niet in de regering opnam.

De aanklagers eisten van Von Papen dat hij in 1933 had moeten voorzien dat Hitler (in 1939) een agressie-oorlog wilde beginnen. Von Papen werd vrijgesproken.

Erich Raeder, Groot-admiraal, tot 1943, voorganger van Dönitz. Veroordeeld tot levenslang op de hoofdaanklachten twee en drie. Werd ervan beschuldigd met de Japanners te hebben samengezworen om de Verenigde Staten aan te vallen. Andere misdaden waarvan hij werd beschuldigd waren dat hij naar toespraken had geluisterd, aanwezig was geweest bij conferenties en kennis had gehad van aanvalsplannen.

Raeder toonde aan dat de Amerikanen (Roosevelt) al 10 dagen tevoren op de hoogte waren van de aanval op Pearl Harbor, terwijl de Duitsers van niets wisten (XIV 122). (Later bleek dat Roosevelt inderdaad tevoren wist van de komende aanval op Pearl Harbour, maar dat bewust liet gebeuren om daarna de VS officieel in de oorlog te kunnen brengen.)

Joachim von Ribbentrop, van januari 1938 Minister van Buitenlandse Zaken, veroordeeld tot de galg op alle vier hoofdaanklachten. Volgens Von Ribbentrop was de invasie van België, Nederland en Frankrijk geen agressie omdat Frankrijk 8 maanden eerder aan Duitsland de oorlog had verklaard. België en Nederland stonden volgens hem toe (verhinderden niet) dat Britse vliegtuigen 's nacht gebruik maakten van hun luchtruimen om het Duitse Roergebied te bombarderen. De Duitsers zouden daartegen 127 keer schriftelijk hebben geprotesteerd (XVII 581; XIX 10).

Alfred Rosenberg, Filosoof. Rijksminister voor de Bezette Oostgebieden. Veroordeeld tot de galg op alle vier hoofdaanklachten. Evenals Frank werd hij beschuldigd van "diefstal" en "plundering" van kunstvoorwerpen. Beiden stelden dat Duitsland onder de Haagse Conventie verplicht was kunstschatten te beschermen en ze daarom weghaalde van plaatsen van oorlogshandelingen. Als het de bedoeling zou zijn geweest te plunderen zouden er geen registers zijn bijgehouden met de namen en adressen van de eigenaars.

Ernst Sauckel, Gauleider, Gevolmachtigde voor de Arbeidsinzet. Veroordeeld tot de galg op de hoofdaanklachten twee en vier. (Hoe Sauckel's "bekentenis" tot stand kwam is te lezen in Hoofdstuk 24.)

Hjalmar Schacht, Minister van Economische Zaken tot 1937, Rijksbankpresident tot 1939. Vrijmetselaar en vriend van de gouverneur van de Bank of England; op voordracht van de Engelse rechter Lawrence tot ieders verbazing vrijgesproken.

Baldur von Schirach, Leider van de Hitlerjeugd en Gauleider van Wenen. Veroordeeld tot twintig jaar cel op hoofdaanklacht vier.

Arthur Seys-Inquart, Rijkscommissaris voor Nederland. Veroordeeld tot de galg op de hoofdaanklachten drie en vier.

Albert Speer, Minister van Bewapening vanaf 1942. Veroordeeld tot twintig jaar cel op de hoofdaanklachten drie en vier. Werd beschuldigd van het in slavernij brengen van miljoenen mensen als dwangarbeiders in de Duitse industrie, waar zij werden gedwongen te slapen in pisbakken (Document D-288, verklaring van Wilhelm Jager) en gemarteld in massaal geproduceerde martelkisten "gecamoufleerd" als kledingkasten (USA-894). Daarmee bleek het mogelijk gewone gebruiksvoorwerpen als "bewijsmateriaal" voor gruwelijkheden aan te wijzen. Over deze beschuldiging zei Speer: "Ik beschouw deze verklaring als een leugen..... Het is onmogelijk het Duitse volk op zo'n manier door het slijk te halen" (XVI 543). Overigens was Speer de enige verdachte die bekende dat het regime misdadig was geweest en schuld erkende voor deelname daaraan. Dat redde hem het leven.

Julius Streicher, particulier uitgever van het blad Der Stürmer. Veroordeeld tot de galg op hoofdaanklacht vier. Beschuldigd van "aanzetten tot rassenhaat", een beschuldiging die sindsdien populair is gebleven. Zijn veroordeling was opmerkelijk omdat democratische staten, die zich laten voorstaan op Godsdienstvrijheid en vrijheid van meningsuiting, zich bleken aan te sluiten bij communisten die mensen ophingen voor het uiten van meningen waarvan niet is aangetoond dat die onwaar zijn.

Streicher had geen enkele criminele of oorlogsdaad op zijn geweten, noch was daarbij ooit betrokken geweest. Hij was al in 1939 uit de partij gezet en stond tot het eind van de oorlog onder huisarrest. Hij bekleedde geen enkele functie en was niet betrokken bij het regime.
Werd opgehangen wegens het publiceren van zijn mening over joden. Een van zijn publicaties in Der Stürmer ging over een joodse rituele moord; de aanklagers moesten erkennen dat alle afbeeldingen en teksten daarvan en overigens van bijna al zijn publicaties authentiek waren (V, 103).

Thans is bekend is dat Duitse gevangenen op de meest afschuwelijke manieren fysiek en psychisch werden gemarteld (zie Hoofdstuk 24). Streicher protesteerde daartegen voor de rechtbank. Dat gedeelte van zijn verklaring werd echter op aandringen van de aanklagers uit de processtukken verwijderd; de rechters oordeelden dat "niet relevant" (XII, 398).
Streicher moest dood omdat hij feiten en meningen over joodse machinaties publiek had gemaakt. En hoewel hij nooit opriep tot geweld tegen joden en alleen argumenteerde, was de haat en hysterie tegen hem zo onvoorstelbaar dat US hoofdaanklager Jackson duizenden brieven ontving met doodswensen voor Streicher. Een rijke joodse koopman uit New York, Ernest Schoenfeld, smeekte hem:
"Als het is toegestaan(...), wanneer Julius Streicher gedoemd is te sterven(...), dan is het mijn vurigste wens niet alleen getuige te mogen zijn van zijn executie, maar daaraan te mogen participeren." (David Irving, Nuremberg, the Last Battle, blz. 514, noot 576, Brief van Schoenfeld aan Jackson; 1 december 1945; NA, RG.238, Main Office Files, box 184).
Jackson zou de brief niet hebben beantwoord.
Kennelijk werd Streicher toch voor zijn dood gemarteld; foto's van zijn lijk, waarop (alleen voor de vorm?) een strop wordt getoond, laten sneden in zijn hals zien die doen vermoeden dat hij niet stierf door ophanging, maar door marteling. (foto)

 

 

De IMT-procesverslagen werden vastgelegd in een omvangrijke serie boekwerken, in het Engels (Amerikaans) en Duits. Die van de latere NMT processen in het Duits, Frans, Russisch en Engels. Tussen haakjes geplaatste cijfers verwijzen naar de officiële (Amerikaanse) verslagen van het IMT; Romeinse cijfers naar de delen, Arabische cijfers naar de bladzijden. Op internet zijn ze o.a. te raadplegen bijThe Avalon Project.http://www.yale.edu/lawweb/avalon/imt/.

Groot was in 1988 de ontsteltenis onder historici en JHV-aanhang toen tijdens het Zündelproces de joodse Dr. John Fried, eindverantwoordelijke voor de IMT verslagen, verklaarde dat daarbij vrijwel alles wat ten nadele van de Geallieerden was, in de prullebak verdween (Dr. I. Rimland, Ernst Zündel, His Struggle for Germany.The Revisionist; Journal for Critical Historical Inquiry;Volume 1, Nr. 2, mei 2003).
Helaas deklassificeerde deze Fried daarmee dit onder zijn verantwoordelijkheid samengestelde historische primaire bronnenmateriaal tot een verzameling dubieuze chauvinistische pamfletten. Een misdrijf tegen de geschiedschrijving, waarvoor nooit iemand is aangeklaagd. Maar, bij het IMT had controle op vervalsing van processtukken geen prioriteit tenminste, zolang dit ten nadele van de aangeklaagden was.....
(http://www.yale.edu/lawweb/avalon/imt/proc/12-13-45.htm#jewishpersecution).).

Vermeldenswaard is nog dat de meesten die door het IMT tot gevangenisstraffen waren veroordeeld, na afloop van hun straf bij hun vrijlating opnieuw werden gearresteerd en voor Duitse rechtbanken voor goeddeels dezelfde feiten opnieuw werden berecht. Het internationaal aanvaarde rechtsbeginsel dat een verdachte niet tweemaal voor dezelfde feiten mag worden veroordeeld, daarmee negerend.

 
53. Het IMT: justitieel schijngericht declareert "zes miljoen"
(International Military Tribunal)

Eerder zei ik dat velen vonden dat het IMT "recht" sprak als een Tribunaal der Overwinnaars, strijdig met alle internationale beginselen van behoorlijke rechtspleging. Hoe juist dit oordeel was moge blijken uit de talrijke schendingen van fundamentele rechtsregels:

Nulla poena sine lege: Geen straf zonder wet. Het IMT legde straffen op voor misdrijven die voorheen niet strafbaar waren. Alleen al door de negatie van dit fundamentele rechtsbeginsel schaarde het Neurenberger Tribunaal zich in het slechtst denkbare juridische gezelschap uit de geschiedenis.

Ex post facto: Strafbaar stellen van feiten die legaal waren toen ze werden begaan. Het IMT legde straffen op alleen geldend voor Duitsers. In juridische zin geheel onwettig.

In dubio pro reo: Bij twijfel beslist men ten voordele van de aangeklaagde. Van deze regel was bij de Neurenberger processen geen sprake. Integendeel. Uitgangspunten waren wraak, diffamatie en demonisering.

Tu quoque: Partijen (aanklager en beklaagden) dienen door de rechters gelijkelijk te worden behandeld en voor wat de ene partij is toegestaan mag de andere partij niet worden veroordeeld. Ook daarvan was bij het IMT geen sprake.

Onafhankelijkheid. De rechters en wat zij vertegenwoordigden waren vijanden en slachtoffers van de aangeklaagden; het aandeel joden en anti-nazi's in het tribunaal bedroeg 100%. De beruchte Sovjetaanklager Nikitchenko, die de aangeklaagden had geselecteerd, werd daarop door Stalin tot rechter benoemd; aldus bezette een aanklager een van de vier rechtersstoelen.

De Amerikaanse top-advocaat Carrol beschreef tijdens het proces verontwaardigd de verwording van de Neurenberger processen in een brief aan generaal Clay, Amerikaans opperbevelhebber in bezet Duitsland:
"..... Het lijkt er echter op dat een kleine groep het idealisme van ons volk misbruikt. Neurenberg, vermeend symbool van Gerechtigheid, is veranderd in een werktuig van wraak."
Wie Carrol met die "kleine groep" bedoelde, maakte hij duidelijk toen hij schreef: "60% voor Hitler gevluchte joden vormen de staf van de Amerikaanse aanklager".

In het boek van Friedrich Oscar, Über Galgen Wächst kein Gras, Die fragwürdige Kulisse der Kriegsverbrecherprozesse im Spiegel Unbekannter Dokumente. 1950, Erasmus-Verlag, Braunschweig, kan de lezer meer feiten vinden over de behandeling van de verdachten bij het IMT, feiten die de haren te berge doen rijzen.

Het Tribunaal was door de Geallieerden bij het London Agreement op voorhand onaantastbaar gemaakt, zodat de verdediging bevoegdheid en legaliteit ervan niet mocht aanvechten.

Het "Internationaal Militair Tribunaal" was noch Internationaal, noch Militair. Niet Internationaal omdat rechters en aanklagers uitsluitend de geallieerde landen vertegenwoordigden. Ook niet Militair, want op de Sovjets na waren alle rechters burgers. En hoewel het IMT de status van een Krijgsraad had, golden niet de voor Krijgsraden van toepassing zijnde rechtsregels, bijvoorbeeld die welke zegt dat indien gehandeld op bevel van regering en/of meerderen schuld niet kan worden aangerekend. Deze vorm van strafkwijting was op voorhand door de IMT-Statuten, Artikel 8, drastisch ingeperkt:
"Het feit dat een beklaagde uitvoering gaf aan opdrachten van zijn regering of van een superieur, bevrijdt hem niet van zijn verantwoordelijkheid, maar kan als verzachtende omstandigheid bij de strafbepaling gelden indien naar het oordeel van het Tribunaal de rechtvaardigheid dit vereist."
Een vrijbrief voor willekeur. Het IMT eiste ex post facto dat Duitsers verplicht waren aan hun regering en superieuren vannaf 1933 ongehoorzaam te zijn, op straffe van zware veroordeling na een verloren oorlog.

Aan de beklaagden werd ook de mogelijkheid tot het voeren van een normale verdediging ontnomen. Daarvoor zorgden de artikelen 19 en 21 van het Statuut van het IMT:

Artikel 19
Het Tribunaal is niet gebonden aan technische vormen van bewijsvoering.

Artikel 21
Het Tribunaal verlangt geen bewijzen van algemeen bekende feiten maar houdt daarmee wel juridisch rekening. (Het beruchte 'judicial notice')

Op grond daarvan hoefden de aanklagers geen (forensisch) bewijsmateriaal bij hun beschuldigingen te leveren en was bewijs van de verdediging bij voorbaat waardeloos. Tevens werd bewijskracht toegekend aan "algemeen bekende feiten", waardoor de verdediging geen mogelijkheden had beschuldigingen over "gaskamers", "vergassingen" en andere "algemeen bekende feiten" met forensische feiten (of het niet bestaan daarvan) aan te vechten. De vergelijking met de Heksenprocessen is hier treffend: ook destijds was "algemeen bekend" dat heksen echt bestonden, net zoals nu "gaskamers".

Op geen enkel moment tijdens het proces vroegen rechters naar forensische bewijzen of rapporten over "de gaskamers" waarmee volgens hen miljoenen mensen waren vermoord. Anderzijds mocht de verdediging deze niet ontkennen. Zelf hadden de rechters die gaskamers uiteraard nooit gezien, wél verhalen daarover en foto's van tyfusslachtoffers in Bergen-Belsen. Dat was al voldoende: ze wisten dat "gaskamers'' gebruikt waren en dat miljoenen mensen waren "vergast". Dat was immers "algemeen bekend"?

Alleen de aanklagers hadden toegang tot de documenten waarmee de beschuldigingen werden gedocumenteerd. Onafhankelijke juristen verklaarden dat voor de verdachten ontlastende bewijzen werden vernietigd en verdonkeremaand. Eerder wees ik al op de verklaring van John Fried daarover. De verdediging had geen toegang tot het materiaal waaruit de beschuldigende selecties werden gemaakt; ze kon alleen reageren op wat de aanklagers ter tafel brachten. Beklaagde Joachim von Ribbentrop, de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, merkte tijdens het proces op:
"Wat is er nu eigenlijk bewezen over het criminele karakter van de Duitse buitenlandpolitiek? Welnu, dat uit de ruim 300 documenten die ik heb overlegd er meer dan 150 zonder behoorlijke reden zijn verwijderd. Dat documenten van de vijand en zelfs Duitse documenten niet toegankelijk waren voor de verdediging. Dat Churchill's uiting tegenover mij dat als Duitsland te sterk zou worden het vernietigd zou worden, irrelevant werd verklaard voor de beoordeling van de Duitse buitenlandse politiek...."
Volgens Earl Carrol bestond 60% van de staf van de Openbare Aanklager uit joden die na Hitler's rassenwetten Duitsland waren ontvlucht. Minder dan 10% van de Amerikanen bij het IMT was van geboorte Amerikaan. Van de ca. 3.000 betrokkenen bij de Neurenberger processen, waren 2.400 van joodse afkokmst.

Het hoofd van het Bureau van de Openbare Aanklager was ene Robert M. Kempner, een van haat vervulde Duits-joodse vluchteling. Kempner had wraak tot elke prijs gezworen (David Irving Nuremberg, the Last Battle,blz. 141). Hij werd meermalen gecorrigeerd wegens chantage van getuigen en vervalsing van documenten. Hij was het ook die enkele jaren later met het eerste "origineel" van de beruchte Wannsee Protocollen op de proppen kwam. Later kwam een ander "origineel" tevoorschijn welke grote vraagtekens achter het document van Kempner plaatste. Er staan nog talloze andere dubieuze feiten op het conto van deze sleutelfiguur van het Bureau van de US aanklager, het gaat echter te ver daarop hier in te gaan.

Mark Lautern, die de zittingen volgde, schreef in zijn boek: "Ze zijn er allemaal: de Solomons, de Schlossbergers en de Rabinoviches, leden van de staf van de Openbare Aanklager...." Bovendien was ook de meerderheid van de getuigen joods. (Maurice Bardeche, Nuremberg ou la Terre Promise, blz. 149, 1948, Parijs). Geen wonder, gezien o.m. de innige contacten van Hoofdaanklager Jackson met de internationale joodse gemeenschap.....

Alle bij de tribunalen betrokken juristen, verdedigers, vertalers, stenografen, enz. waren op anti-nazi gezindheid geselecteerd. Wie voor of tijdens de oorlog ook maar enigszins bij het regime betrokken was geweest kwam niet in aanmerking, in tegenstelling tot tegenstanders van het regime die met voorkeur werden ingehuurd.

De verdediging bracht tegen beter weten in 312.022 beëdigde schriftelijke ontlastende verklaringen naar voren en 102 getuigen. Het tribunaal liet deze door een "commissie" behandelen. Van de getuigen verschenen er 29 voor het tribunaal zelf, welke de afgelegde verklaringen afwees als doublures, omdat zij "al waren afgelegd voor de commissie". Van de behandeling in die commissie werd in het Tribunaalverslag echter geen woord teruggevonden.

De aanklagers hadden in het slotrequisitoir de onbeschaamdheid te zeggen dat het Tribunaal "300.000 verklaringen had ontvangen en beoordeeld" (die van de verdediging!), aldus de valse indruk wekkend dat dat allemaal belastende verklaringen waren (XXII, 239).

Getuigen à decharge werden, als ze al werden toegelaten, slecht behandeld; ze kwamen niet zelden geboeid de rechtszaal in. Dit in tegenstelling tot de getuigen van de aanklagers. Die genoten dezelfde privileges als Amerikaanse officieren. Getuigen à charge werden door Friedrich Oscar in zijn boek Über Galgen wächst kein Gras (Erasmus Verlag, Braunschweig) ingedeeld in vier categorieën:

1. Beroepsgetuigen: Verbleven maandenlang onder Geallieerde hoede en hun enige taak was getuigen, in ruil waarvoor zij allerlei voorrechten genoten.

2. Blinde getuigen: Een weinig benijde status, want als zij voor de aanklagers niet meer van nut waren, verloren zij hun privileges. Zij hadden er belang bij met hun verklaringen 'interessant' te blijven.

3. Schijngetuigen: Getuigen die verklaringen aflegden van situaties waar zij niet bij betrokken waren geweest.

4. Prominente getuigen: Eerder gestrafte getuigen, ofwel politieke tegenstanders van het nazi-regime, ofwel ordinaire criminelen. Vele voorbeelden van elk type 'getuige' en de door hen afgelegde getuigenissen, voorzien van namen en documentatie worden met naam en toenaam in Oscar's boek genoemd.

Juist bij een proces waarbij het overgrote deel van het "bewijs" afkomstig is van getuigen, dient een rechtbank grote zorgvuldigheid in acht te nemen m.b.t. de betrouwbaarheid van die getuigen en hun verklaringen. Daarvan was bij het IMT geen sprake.

Kenmerkend was dat getuigenverklaringen niet of nauwelijks werden gecontroleerd. Praktisch niet één van de getuigen werd aan een kruisverhoor onderworpen en voor zover getuigen á charge onder ede werden gehoord, is er nooit één vals gebleken getuige vervolgd wegens meineed.

In zijn slotrede voor het Neurenberger Tribunaal op 26 juli 1946 zei de Engelse hoofdaanklager Hartley Shawcross, dat "meer dan zes miljoen joden werden gedood door de Duitsers" en dat dit werd "uitgevoerd bij wijze van industriële massaproductie in de gaskamers en de ovens van Auschwitz, Dachau(!), Treblinka, Buchenwald(!), Mauthausen(!), Majdanek en Oranienburg(!)" (XIX, 434).

Deze apodict gemaakte concluderende uitspraak bevat aantallen, gebeurtenissen en plaatsen die bewezen in strijd zijn met de waarheid.

Onvoorstelbaar dat zo'n tribunaal, waarin fundamentele fouten en onwaarheden domineerden, thans als lichtend voorbeeld wordt opgevoerd voor wetgeving over de fundamentele rechten van vrij wetenschappelijk onderzoek en vrije meningsuiting.

Opperrechter Harlan Fiske Stone van het Amerikaanse Hooggerechtshof noemde het IMT proces: "Een lynchpartij voor de Duitsers." Hij stelde er geen bezwaar tegen te hebben als de overwonnenen zoals in vroeger tijden "over de kling zouden worden gejaagd", maar toonde zich verontwaardigd dat dit bij het IMT gebeurde "onder het mom van recht en wet".

Veldmaarschalk Montgommery zei dat het IMT-proces "het tot een misdaad maakte een oorlog te verliezen."

President Truman merkte na afloop op dat dit "een laatste oorlogsdaad" was geweest, "niet onderworpen aan normale wettelijke regels van rechtbanken inzake bewijsvoering en oordeel."

Juristen van naam beschouwen de vonnissen van het tribunaal gemeten naar de rechtsnormen van de beschaafde wereld, het Volkenrecht en Nationale wetgevingen als een oorlogsmisdaad in zichzelf. (Haidn, Dr. Carl. Das Internationale Militärtribunal von Nürnberg, Siegerjustiz statt neues Völkerrecht. http://vho.org/D/DGG/Haidn34_3.html ).

Dit door haat en wraak beheerste tribunaal, in alle opzichten een affront voor eelijke rechtspleging, wordt anno 2005 in landen als Duitsland, Oostenrijk, België en veel andere nog steeds - en zelfs in toenemende mate - aangehaald als het legitieme platform dat het bewijs leverde voor uitroeiing van zes miljoen joden met een hoofdrol voor "gaskamers".

Alle op dat showproces opgevoerde onwaarschijnlijkheden, zoals "vergassingen" van miljoenen mensen met insecticide en Dieseluitlaatgas, massa-elektrocuties op de lopende band, massadodingen met luchtdruk en vacuüm, levend koken, spontaan opspuitende fonteinen bloed uit massagraven, zeep uit jodenvet, lampenkappen van jodenhuid, enzovoort, enzovoort, dat alles werd door dit tribunaal zonder enig onderzoek en zonder deugdelijke bewijzen als "algemeen bekend" bewezen geacht en tot "onaantastbare waarheden" verklaard.

 

53a. De oorsprong van "Zes miljoen" vermoorde joden

De briljante Engelse historicus David Irving stelt dat machtige joodse organisaties vanaf het begin de Neurenberger processen beïnvloedden.

De Amerikanen kregen de taak het Tribunaal te organiseren en de man achter de schermen was de joodse rechter Samuel I. Rosenman, "adviseur" van eerst Roosevelt en later Truman. Rosenman werd door Roosevelt belast met de organisatie van het IMT.

De niet-joodse vrijmetselaar Robert Jackson werd door Rosenman als hoofdaanklager geselecteerd; saillant detail was dat Jackson kandidaat zou staan voor het gouverneurschap van de staat New York. Daarvoor had hij steun nodig van invloedrijke joodse kiezers en de pers. In een rapport aan de president had hij over zijn aanstaande werk bij het Tribunaal reeds gesteld voornemens te zijn nazi-misdaden tegen de joden te zullen behandelen als een op zichzelf staand fenomeen. Dat was in New York goed gevallen.

Kort voor hij naar Londen vertrok voor overleg over het formuleren van de Overeenkomst voor het Tribunaal, op 11 juni 1945, had hij een ontmoeting met drie invloedrijke joden, rechter Nathan Perlman, Jacob Robinson en Alexander Kohanski. Zij maakten hem onomwonden duidelijk dat zij invloed wilden uitoefenen op het verloop van het tribunaal. Middels het Tribunaal konden de misdaden tegen joden, zoals later zou blijken, tot gigantische proporties worden opgeblazen.

Tijdens het onderhoud zei Robinson van het World Jewish Congress (WJC) tegen Jackson, dat "zes miljoen joden het leven hadden verloren", een getal waartoe hij was gekomen "door extrapolatie" (David Irving, Nuremberg, the Last Battle).

Deze op de manchet gemaakte "berekening", is de bron van het middels het IMT berucht geworden aantal van "zes miljoen vermoorde joden."

Eerdergenoemde Litouws-joodse Robinsonrunde met zijn broer Nehemiah voor het WJC het "Institute of Jewish Affairs". Zij waren de auctores intellectuales van een in de oorlog ontwikkeld zionistisch plan, dat berechting van Duitse oorlogsmisdaden koppelde aan astronomische Duitse "herstelbetalingen". Die "herstelbetalingen" waren gekoppeld aan aantallen joodse slachtoffers en in mindere mate aan materiële verliezen. Hoe hoger het aantal slachtoffers, hoe hoger de "herstelbetalingen". Vandaar dat deze WJC-vertegenwoordigers Jackson nadrukkelijk het aantal van "Zes Miljoen joodse slachtoffers" inprentten, een aantal dat hoger was dan het aantal joden dat zich ooit onder Duits bestuur bevond.

Jackson besefte dat een succesvol optreden bij het IMT beslissend zou zijn voor zijn campagne voor het gouverneurschap. Hij had dan ook geen aansporingen meer nodig om de veronderstellingen en wensen van zijn machtige "vrienden" tot de zijne te maken.

Dit plaatst het zonder enige onderbouwing door het tribunaal geponeerde aantal van "Zes Miljoen" in een dubieus licht.

Om de druk op Jackson nog verder op te voeren, was bij zijn aankomst in Londen een lunch georganiseerd met niemand minder dan de president van de World Zionist Organization, de latere naoorlogse eerste president van Israël, Chaim Weizmann. Bij hem moest Jackson alle zeilen bijzetten om het reeds buitenproportionele aantal joden in zijn staf niet nog verder te laten uitdijen. Alleen het argument dat dit contraproductief zou gaan werken voor de joodse zaak, weerhield Weizmann ervan ook zelf aan het tribunaal deel te nemen (Dagboek van Jackson, 31 juli 1945).

De tegen nazi-Duitsland oorlogvoerende naties hadden in mensenlevens en materieel onvoorstelbaar onder de oorlog geleden, maar kregen niets aan "reparaties": alles - vele tientallen miljarden ­ ging gemotiveerd door de door het IMT vastgestelde "Zes Miljoen" en "gaskamers", naar de zionisten - en later naar Israël.

Toen die "reparaties" eenmaal binnenstroomden, bleek er al helemaal geen behoefte meer aan onderzoek of bewijsvoering naar "vergassingen" en "gaskamers". Integendeel, dat leidde alleen maar tot ongewenste uitkomsten. Pers en media gaven ruim baan aan verhalen van "overlevenden" die het eenmaal opgeroepen beeld levend hielden. Elke kritiek daarop werd en wordt bestempeld als "antisemitisch" en elke criticus als "neo-nazi" en/of "anti-semiet."

De IMT-vonnissen zijn dus alles behalve bewijsvoor de JHV, haar "gaskamers" of haar "ze miljoen". Wie echter aan de conclusies van dit IMT twijfelt en/of daarvan afwijkende feiten publiceert, wordt door joodse pressiegroepen voor de rechter gesleept en anno 2005 op Middeleeuwse wijze veroordeeld.

Dat bewijst twee dingen: 1. het gaat om politiek-religeuze vervolging en 2. het officiële JHV holocaustverhaal deugt niet.

De waarheid houdt - anders dan de leugen ­ ook zonder vervolging stand.

=========================================

Hiermee zijn de 52 punten toegelicht die ik aan het begin van deze Complete feiten over "de holocaust" noemde en elk voor zich het verhaal van de Joodse Holocaust Versie als onmogelijk bestempelen. Zeker, er was vervolging van joden, zij werden massaal naar concentratiekampen gevoerd, er waren gruwelijke schendingen van mensenrechten en er waren moorden.
Dat is allemaal waar, maar niet op de manier en in aantallen zoals de officiële joodse versie van "de holocaust" ons dat verplicht wil laten geloven.

Het is uiteraard aan de lezer zelf te beslissen of hij dat verhaal voor waarheid houdt of niet.

Bij het begin nodigde ik ieder uit eventuele fouten, onjuistheden of onwaarheden in mijn betoog te melden, zodat die gewijzigd of aangepast kunnen worden. Op enkele details na, kwamen daarop geen reacties die de juistheid ervan aantastten. Dat is jammer, want ik kan mij niet voorstellen dat de uitgebreide opsomming van deze feiten niet hier of daar een fout bevat of (gedeeltelijk) weerlegd zou kunnen worden.

Ik roep daarom nogmaals iedereen op die meent onjuistheden aan te treffen dit alsnog kenbaar te maken, want het doel van deze serie bijdragen is de waarheid over de gebeurtenissen met joden in WO II boven water te krijgen, niet om nog weer een nieuw verhaal daarover op te hangen.

Wie het niet met de door mij vermelde weergave van de feiten eens is: hij (zij) melde zich en geve deze feiten voor betere !

Doel van deze serie was om op dit forum een eind te maken aan zich alsmaar repeterende discussies over aspecten van "de holocaust" die allang zijn opgehelderd en de discussie te bevrijden van het niveau waarbij ieder roept wat toevallig in de gedachten schiet, zonder daarin de feiten de plaats te geven die ze verdienen.

Als dat is bereikt, is deze bijdrage niet voor niets geweest.

Aangezien deze behandelde punten sterk toegesneden zijn op het officiële verhaal, hebben enkele belangrijke aspecten niet de aandacht gekregen die zij verdienen. Daarom zal ik in komende bijdragen daaraan enige aandacht besteden:

- Als er geen 6 miljoen joden werden vermoord, waar zijn zij dan gebleven?
- De teruggekeerde Ketterjacht in de 21e Eeuw
- De wetenschappelijke farce: "Holocauststudie" genaamd
- Een aantal voor mij nog op te helderen punten /zwakheden binnen de revisionistische feiten

Radio Islam Nederlands

http://www.radioislam.org/nederlands/complete-feiten-over-de-holocaust/complete-feiten-over-de-holocaust.html